Language/German/Grammar/Using-Prepositions/nl

From Polyglot Club WIKI
Jump to navigation Jump to search
Rate this lesson:
0.00
(0 votes)

German-Language-PolyglotClub.jpg
DuitseGrammaticaComplete 0 tot A1 cursusHet gebruik van voorzetsels

Voorzetsels[edit | edit source]

Voorzetsels zijn woorden die worden gebruikt om de relatie tussen woorden in een zin te beschrijven. Ze worden gebruikt om locaties, tijden en relaties aan te geven. In het Duits zijn er veel verschillende voorzetsels en hun gebruik kan soms verwarrend zijn. In deze les leert u hoe u voorzetsels moet gebruiken in combinatie met veelvoorkomende werkwoorden en uitdrukkingen.

Voorzetsels met werkwoorden[edit | edit source]

Wanneer een werkwoord wordt gebruikt met een voorzetsel, kan de betekenis van het werkwoord veranderen. Hier zijn enkele veelvoorkomende voorbeelden:

Duits Uitspraak Nederlands
abhängen von [ˈapˌhɛŋən fɔn] afhankelijk zijn van
sich aufregen über [zɪç aʊfˈʁeːɡən ˈyːbɐ] zich opwinden over
sich freuen auf [zɪç ˈfʁɔʏ.ən aʊf] zich verheugen op
sich kümmern um [zɪç ˈkʏmɐn ʊm] zorgen voor
sprechen über [ˈʃpʀeːçən ˈyːbɐ] spreken over
denken an [ˈdɛŋkən an] denken aan

Voorzetsels met uitdrukkingen[edit | edit source]

Voorzetsels worden ook gebruikt in veelvoorkomende uitdrukkingen. Hier zijn enkele voorbeelden:

  • in der Nähe von - in de buurt van
  • in der Mitte von - in het midden van
  • in Gefahr sein - in gevaar zijn
  • im Urlaub sein - op vakantie zijn
  • auf dem Land sein - op het platteland zijn

Belangrijke voorzetsels[edit | edit source]

Hieronder staan enkele van de belangrijkste voorzetsels in het Duits:

  • an - aan
  • auf - op
  • in - in
  • über - over
  • unter - onder
  • vor - voor
  • hinter - achter
  • neben - naast
  • zwischen - tussen

Oefeningen[edit | edit source]

Laten we nu enkele oefeningen doen om uw kennis van voorzetsels te testen. Vul de ontbrekende voorzetsels in:

  1. Ich spreche ____________ Deutsch.
  2. Meine Schwester wohnt ____________ Berlin.
  3. Wir treffen uns ____________ der Schule.
  4. Der Hund liegt ____________ dem Sofa.
  5. Ich gehe ____________ dem Park spazieren.

Antwoorden: 1. auf 2. in 3. vor 4. auf 5. im

Conclusie[edit | edit source]

U hebt nu geleerd hoe u voorzetsels moet gebruiken in het Duits. Onthoud dat het belangrijk is om de juiste voorzetsels te gebruiken om de betekenis van uw zinnen duidelijk over te brengen. Blijf oefenen en u zult snel voorzetsels gebruiken als een native speaker!


Andere lessen[edit | edit source]


Contributors

Maintenance script


Create a new Lesson