Language/German/Grammar/Possessive-Pronouns/nl
Bezittelijke voornaamwoorden[bewerken | brontekst bewerken]
Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden die we gebruiken om bezit aan te duiden. In het Duits moeten bezittelijke voornaamwoorden overeenkomen met het geslacht en de naamval van het zelfstandig naamwoord waarnaar ze verwijzen. In deze les leer je hoe je bezittelijke voornaamwoorden kunt gebruiken voor verschillende geslachten en naamvallen.
Bezittelijke voornaamwoorden in het Duits[bewerken | brontekst bewerken]
In het Duits zijn er vier verschillende bezittelijke voornaamwoorden: *mein* (mijn), *dein* (jouw), *sein* (zijn), en *ihr* (haar).
Hier is een voorbeeldtabel:
Duits | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
mein | mijn | mijn |
dein | jouw | jouw |
sein | zijn | zijn |
ihr | haar | haar |
Bezittelijke voornaamwoorden gebruiken[bewerken | brontekst bewerken]
Hier zijn enkele voorbeelden van hoe je bezittelijke voornaamwoorden kunt gebruiken:
- Dit is **mijn** boek. -> *Das ist **mein** Buch.*
- Ik hou van **jouw** kat. -> *Ich mag **deine** Katze.*
- **Zijn** auto is rood. -> *Sein Auto ist rot.*
- **Haar** huis is groot. -> *Ihr Haus ist groß.*
Merk op dat de bezittelijke voornaamwoorden overeenkomen met het geslacht en de naamval van het zelfstandig naamwoord waarnaar ze verwijzen.
Bezittelijke voornaamwoorden en naamvallen[bewerken | brontekst bewerken]
De bezittelijke voornaamwoorden moeten overeenkomen met de naamval van het zelfstandig naamwoord waarnaar ze verwijzen. Hier zijn enkele voorbeelden:
- Dit is **mijn** boek. -> *Das ist **mein** Buch.*
- Ik geef **jou** een cadeau. -> *Ich gebe **dir** ein Geschenk.*
- Hij geeft **zijn** moeder bloemen. -> *Er gibt **seiner** Mutter Blumen.*
- Zij gaan naar **haar** huis. -> *Sie gehen zu **ihrem** Haus.*
Merk op dat in het derde voorbeeld het bezittelijke voornaamwoord *seiner* is veranderd in *ihrem* omdat het zelfstandig naamwoord *Mutter* vrouwelijk is en de derde naamval vereist.
Oefeningen[bewerken | brontekst bewerken]
Test jezelf door de volgende zinnen te vertalen:
1. Dit is **mijn** hond. -> 2. Ik hou van **jouw** nieuwe fiets. -> 3. **Zijn** huis is groot. -> 4. **Haar** broer is aardig. ->
Antwoorden: 1. *Das ist **mein** Hund.* 2. *Ich mag **dein** neues Fahrrad.* 3. *Sein Haus ist groß.* 4. *Ihr Bruder ist nett.*
Conclusie[bewerken | brontekst bewerken]
Bezittelijke voornaamwoorden zijn essentieel om bezit aan te duiden in het Duits. Het is belangrijk om te onthouden dat ze moeten overeenkomen met het geslacht en de naamval van het zelfstandig naamwoord waarnaar ze verwijzen. Met deze kennis kun je nu succesvol gebruik maken van bezittelijke voornaamwoorden in het Duits!
Andere lessen[bewerken | brontekst bewerken]
- 0 to A1 Course
- 0 tot A1-cursus → Grammatica → Werkwoordsvormen
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Grammatica → Zelfstandige naamwoorden en geslacht
- 0 tot A1-cursus → Grammatica → Meervoudsvormen
- Complete 0 tot A1 cursus → Grammatica → Vergelijkende en overtreffende trappen
- Van 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Scheidbare Werkwoorden
- Complete 0 tot A1 Duitse Cursus → Grammatica → Expressing Abilities
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Grammatica → Onderwerp en Werkwoord
- 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Tegenwoordige Tijd
- Complete 0 tot A1-cursus → Grammatica → Gevallen: Nominatief en Accusatief
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Grammatica → Tweewegsvoorzetsels
- Complete 0 tot A1 cursus → Grammatica → Het gebruik van tijdsuitdrukkingen
- Complete 0 tot A1-cursus → Grammatica → Geslacht en Artikelen
- Complete 0 tot A1 Duitse Cursus → Grammatica → Persoonlijke Voornaamwoorden
- Complete 0 tot A1-cursus → Grammatica → Praten over verplichtingen