Language/German/Grammar/Possessive-Pronouns/nl

Uit Polyglot Club WIKI
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
This lesson can still be improved. EDIT IT NOW! & become VIP
Rate this lesson:
0.00
(0 stemmen)

German-Language-PolyglotClub.jpg
DuitseGrammaticaComplete 0 tot A1 Duitse cursusBezittelijke voornaamwoorden

Bezittelijke voornaamwoorden[bewerken | brontekst bewerken]

Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden die we gebruiken om bezit aan te duiden. In het Duits moeten bezittelijke voornaamwoorden overeenkomen met het geslacht en de naamval van het zelfstandig naamwoord waarnaar ze verwijzen. In deze les leer je hoe je bezittelijke voornaamwoorden kunt gebruiken voor verschillende geslachten en naamvallen.

Bezittelijke voornaamwoorden in het Duits[bewerken | brontekst bewerken]

In het Duits zijn er vier verschillende bezittelijke voornaamwoorden: *mein* (mijn), *dein* (jouw), *sein* (zijn), en *ihr* (haar).

Hier is een voorbeeldtabel:

Duits Uitspraak Nederlands
mein mijn mijn
dein jouw jouw
sein zijn zijn
ihr haar haar

Bezittelijke voornaamwoorden gebruiken[bewerken | brontekst bewerken]

Hier zijn enkele voorbeelden van hoe je bezittelijke voornaamwoorden kunt gebruiken:

  • Dit is **mijn** boek. -> *Das ist **mein** Buch.*
  • Ik hou van **jouw** kat. -> *Ich mag **deine** Katze.*
  • **Zijn** auto is rood. -> *Sein Auto ist rot.*
  • **Haar** huis is groot. -> *Ihr Haus ist groß.*

Merk op dat de bezittelijke voornaamwoorden overeenkomen met het geslacht en de naamval van het zelfstandig naamwoord waarnaar ze verwijzen.

Bezittelijke voornaamwoorden en naamvallen[bewerken | brontekst bewerken]

De bezittelijke voornaamwoorden moeten overeenkomen met de naamval van het zelfstandig naamwoord waarnaar ze verwijzen. Hier zijn enkele voorbeelden:

  • Dit is **mijn** boek. -> *Das ist **mein** Buch.*
  • Ik geef **jou** een cadeau. -> *Ich gebe **dir** ein Geschenk.*
  • Hij geeft **zijn** moeder bloemen. -> *Er gibt **seiner** Mutter Blumen.*
  • Zij gaan naar **haar** huis. -> *Sie gehen zu **ihrem** Haus.*

Merk op dat in het derde voorbeeld het bezittelijke voornaamwoord *seiner* is veranderd in *ihrem* omdat het zelfstandig naamwoord *Mutter* vrouwelijk is en de derde naamval vereist.

Oefeningen[bewerken | brontekst bewerken]

Test jezelf door de volgende zinnen te vertalen:

1. Dit is **mijn** hond. -> 2. Ik hou van **jouw** nieuwe fiets. -> 3. **Zijn** huis is groot. -> 4. **Haar** broer is aardig. ->

Antwoorden: 1. *Das ist **mein** Hund.* 2. *Ich mag **dein** neues Fahrrad.* 3. *Sein Haus ist groß.* 4. *Ihr Bruder ist nett.*

Conclusie[bewerken | brontekst bewerken]

Bezittelijke voornaamwoorden zijn essentieel om bezit aan te duiden in het Duits. Het is belangrijk om te onthouden dat ze moeten overeenkomen met het geslacht en de naamval van het zelfstandig naamwoord waarnaar ze verwijzen. Met deze kennis kun je nu succesvol gebruik maken van bezittelijke voornaamwoorden in het Duits!


Andere lessen[bewerken | brontekst bewerken]


Contributors

Maintenance script


Create a new Lesson