Language/German/Grammar/Gender-and-Articles/nl

Uit Polyglot Club WIKI
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
This lesson can still be improved. EDIT IT NOW! & become VIP
Rate this lesson:
0.00
(0 stemmen)

German-Language-PolyglotClub.jpg
DuitsGrammaticaComplete 0 tot A1-cursusGeslacht en Artikelen

Geslacht en Artikelen[bewerken | brontekst bewerken]

In deze les leer je hoe je de juiste onbepaalde en bepaalde lidwoorden kunt gebruiken volgens het geslacht van het zelfstandig naamwoord.

Geslacht[bewerken | brontekst bewerken]

In het Duits hebben zelfstandige naamwoorden een geslacht, namelijk mannelijk, vrouwelijk of onzijdig. Het geslacht van het zelfstandig naamwoord bepaalt welk lidwoord (bepaald of onbepaald) er wordt gebruikt.

Hier zijn enkele algemene regels:

  • Mannelijk: wordt vaak aangegeven door de lidwoorden "der" of "ein".
  • Vrouwelijk: wordt vaak aangegeven door de lidwoorden "die" of "eine".
  • Onzijdig: wordt vaak aangegeven door het lidwoord "das" of "ein".

Er zijn echter uitzonderingen op deze regels. Sommige zelfstandige naamwoorden hebben bijvoorbeeld een ander geslacht dan wat je zou verwachten op basis van de algemene regels.

Hier zijn enkele voorbeelden:

Duits Uitspraak Nederlands
der Hund de:r hʊnt de hond
die Katze di: kat͡sə de kat
das Haus das haʊs het huis
das Mädchen das mɛːdçən het meisje

Onbepaalde Artikelen[bewerken | brontekst bewerken]

Onbepaalde lidwoorden geven aan dat het zelfstandig naamwoord niet specifiek is. In het Duits zijn de onbepaalde lidwoorden "ein" (mannelijk en onzijdig) en "eine" (vrouwelijk).

Hier zijn enkele voorbeelden:

  • Ich habe eine Katze. (Ik heb een kat.)
  • Er hat ein Haus. (Hij heeft een huis.)
  • Sie hat eine Lampe. (Zij heeft een lamp.)

Bepaalde Artikelen[bewerken | brontekst bewerken]

Bepaalde lidwoorden geven aan dat het zelfstandig naamwoord specifiek is. In het Duits zijn de bepaalde lidwoorden "der" (mannelijk), "die" (vrouwelijk) en "das" (onzijdig).

Hier zijn enkele voorbeelden:

  • Der Hund ist braun. (De hond is bruin.)
  • Die Katze ist schwarz. (De kat is zwart.)
  • Das Haus ist groß. (Het huis is groot.)

Oefeningen[bewerken | brontekst bewerken]

Nu je de basisprincipes van geslacht en lidwoorden kent, kun je de volgende oefeningen proberen om je kennis te testen:

  1. Welk lidwoord hoort bij het woord "Auto"?
  2. Welk lidwoord hoort bij het woord "Buch"?
  3. Welk lidwoord hoort bij het woord "Tisch"?

Antwoorden[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Das Auto
  2. Das Buch
  3. Der Tisch

Hopelijk heb je nu een beter begrip van geslacht en lidwoorden in het Duits. Vergeet niet om te oefenen en je kennis regelmatig bij te werken!


Andere lessen[bewerken | brontekst bewerken]


Contributors

Maintenance script


Create a new Lesson