Language/German/Vocabulary/Days-of-the-Week-and-Months/nl
Dagen van de week[bewerken | brontekst bewerken]
In het Duits zijn de dagen van de week erg belangrijk om te weten. Hieronder vindt u een tabel met de dagen van de week, samen met hun uitspraak en Nederlandse vertaling:
Duits | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
Montag | ['montaχ] | Maandag |
Dienstag | ['diːənstak] | Dinsdag |
Mittwoch | ['mɪtvɔx] | Woensdag |
Donnerstag | ['dɔnɐstaχ] | Donderdag |
Freitag | ['fʁaɪtaχ] | Vrijdag |
Samstag | ['zamstaχ] | Zaterdag |
Sonntag | ['zɔntaχ] | Zondag |
Om de dagen van de week correct te gebruiken, is het belangrijk om te weten dat de dagen van de week in het Duits met een hoofdletter beginnen.
Hier zijn enkele voorbeelden van zinnen met de dagen van de week:
- Ich habe am Montag frei. (Ik ben maandag vrij.)
- Wir treffen uns am Samstag. (We ontmoeten elkaar op zaterdag.)
- Der Kurs beginnt am Mittwoch. (De cursus begint op woensdag.)
Maanden[bewerken | brontekst bewerken]
Net als de dagen van de week zijn de maanden in het Duits ook belangrijk om te kennen. Hieronder vindt u een tabel met de maanden van het jaar, samen met hun uitspraak en Nederlandse vertaling:
Duits | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
Januar | [jaˈnu͡aɐ̯] | Januari |
Februar | [ˈfeːbʁuaɐ̯] | Februari |
März | [mɛʁts] | Maart |
April | [ˈapʁɪl] | April |
Mai | [maɪ] | Mei |
Juni | [ˈjuːni] | Juni |
Juli | [ˈjuːli] | Juli |
August | [ˈaʊɡʊst] | Augustus |
September | [zɛpˈtɛmbɐ] | September |
Oktober | [ɔkˈtoːbɐ] | Oktober |
November | [noˈvɛmbɐ] | November |
Dezember | [dɛˈt͡sembɐ] | December |
Net als bij de dagen van de week, beginnen de maanden in het Duits met een hoofdletter.
Hier zijn enkele voorbeelden van zinnen met de maanden:
- Mein Geburtstag ist im März. (Mijn verjaardag is in maart.)
- Wir haben im August Urlaub. (We hebben vakantie in augustus.)
- Der Winter beginnt im Dezember. (De winter begint in december.)
Conclusie[bewerken | brontekst bewerken]
Nu u de dagen van de week en de maanden in het Duits kent, kunt u gemakkelijk praten over data en afspraken maken. Het is belangrijk om deze woordenschat te kennen om effectief te communiceren in het Duits.
Andere lessen[bewerken | brontekst bewerken]
- 0 tot A1-Cursus → Woordenschat → Praten over Gezondheid
- 0 tot A1-cursus → Woordenschat → Cijfers 1-100
- Complete 0 to A1 Course → Woordenschat → Openbaar vervoer
- Beginnerscursus 0 tot A1 → Woordenschat → Voedsel en Maaltijden
- 0 tot A1-cursus → Woordenschat → Tijd vertellen
- Compleet 0 tot A1 Duitse cursus → Woordenschat → Je voorstellen
- 0 tot A1 Cursus → Woordenschat → Boodschappen Doen
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Woordenschat → Praten over je vrienden
- 0 tot A1-cursus → Woordenschat → Familieleden
- Complete 0 tot A1 Duitse Cursus → Woordenschat → Dranken en drankjes
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Woordenschat → Lichaamsdelen
- Complete 0 tot A1 Duitse Cursus → Woordenschat → Winkelen voor Kleding
- Complete 0 tot A1 Duitse Cursus → Woordenschat → Een reis boeken
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Woordenschat → Begroetingen en afscheid