Language/German/Grammar/Cases:-Nominative-and-Accusative/nl
Nominatief en Accusatief[bewerken | brontekst bewerken]
In deze les gaan we leren hoe we de nominatief en accusatief gevallen kunnen gebruiken in eenvoudige zinnen. Dit zijn de eerste twee van de vier Duitse naamvallen. We zullen ons concentreren op de basisprincipes en zorgen dat je een stevige basis hebt voordat we doorgaan naar de andere twee gevallen.
Nominatief[bewerken | brontekst bewerken]
De nominatief wordt gebruikt voor het onderwerp van de zin. Het onderwerp is meestal de persoon of het ding waar de zin over gaat. Het Duitse lidwoord in de nominatief is "der" voor mannelijke zelfstandige naamwoorden, "die" voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden en "das" voor onzijdige zelfstandige naamwoorden.
Laten we eens kijken naar enkele voorbeelden:
Duits | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
Der Hund | dɛr hʊnt | De hond |
Die Katze | diː kat͡sə | De kat |
Das Haus | das haʊs | Het huis |
In deze voorbeelden is "der Hund", "die Katze" en "das Haus" het onderwerp van de zin en daarom worden ze in de nominatief gebruikt.
Accusatief[bewerken | brontekst bewerken]
De accusatief wordt gebruikt voor het lijdend voorwerp van de zin. Het lijdend voorwerp is wat de persoon of het ding in de zin ondergaat. Het Duitse lidwoord in de accusatief is "den" voor mannelijke zelfstandige naamwoorden, "die" voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden en "das" voor onzijdige zelfstandige naamwoorden.
Laten we eens kijken naar enkele voorbeelden:
Duits | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
Ich habe den Hund | ɪç ˈhaːbə deːn hʊnt | Ik heb de hond |
Er mag die Katze | ɛr maːk diː kat͡sə | Hij houdt van de kat |
Sie sieht das Haus | ziː zeːt das haʊs | Zij ziet het huis |
In deze voorbeelden is "den Hund", "die Katze" en "das Haus" het lijdend voorwerp van de zin en daarom worden ze in de accusatief gebruikt.
Oefeningen[bewerken | brontekst bewerken]
Nu je de basisprincipes van de nominatief en accusatief kent, is het tijd om te oefenen. Hier zijn enkele oefenzinnen om te proberen:
- Der Junge isst den Apfel.
- Die Frau trinkt das Wasser.
- Das Kind mag die Schokolade.
Probeer nu de antwoorden te vinden:
- Der Junge isst den Apfel. - Het onderwerp is "der Junge" en het lijdend voorwerp is "den Apfel".
- Die Frau trinkt das Wasser. - Het onderwerp is "die Frau" en het lijdend voorwerp is "das Wasser".
- Das Kind mag die Schokolade. - Het onderwerp is "das Kind" en het lijdend voorwerp is "die Schokolade".
Conclusie[bewerken | brontekst bewerken]
In deze les hebben we geleerd hoe we de nominatief en accusatief gevallen kunnen gebruiken in eenvoudige zinnen. We hebben de basisbeginselen behandeld en je hebt oefeningen gekregen om te proberen. Het is belangrijk om deze gevallen goed te begrijpen, omdat ze een integraal onderdeel zijn van de Duitse grammatica. Blijf oefenen en je zult ze snel onder de knie hebben!
Andere lessen[bewerken | brontekst bewerken]
- 0 tot A1-cursus → Grammatica → Meervoudsvormen
- 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Tegenwoordige Tijd
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Grammatica → Bezittelijke voornaamwoorden
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Grammatica → Onderwerp en Werkwoord
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Grammatica → Tweewegsvoorzetsels
- Complete 0 tot A1 cursus → Grammatica → Het gebruik van voorzetsels
- 0 tot A1-cursus → Grammatica → Werkwoordsvormen
- Complete 0 tot A1 cursus → Grammatica → Het gebruik van tijdsuitdrukkingen
- Complete 0 tot A1 cursus → Grammatica → Vergelijkende en overtreffende trappen
- 0 to A1 Course
- Complete 0 tot A1-cursus → Grammatica → Praten over verplichtingen
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Grammatica → Zelfstandige naamwoorden en geslacht
- Complete 0 tot A1-cursus → Grammatica → Geslacht en Artikelen
- Complete 0 tot A1 Duitse Cursus → Grammatica → Expressing Abilities