Language/German/Grammar/Using-Prepositions/nl





































In deze les gaan we het hebben over een belangrijke, maar soms verwarrende, component van de Duitse grammatica: preposities. Preposities zijn woorden die een relatie tussen verschillende elementen in een zin aangeven. Ze helpen ons om te begrijpen waar iets zich bevindt, wanneer iets gebeurt, en in welke context. Het correct gebruiken van preposities is cruciaal om je gedachten duidelijk en effectief over te brengen in het Duits. In deze les zullen we de basisprincipes van preposities verkennen en ze toepassen met veelvoorkomende werkwoorden en uitdrukkingen.
We zullen de les opdelen in de volgende secties:
Wat zijn Preposities?
Preposities zijn woorden die een relatie aangeven tussen een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord en andere woorden in een zin. Ze kunnen tijd, plaats en manier uitdrukken. In het Duits zijn er veel preposities, en ze kunnen soms voor verwarring zorgen, vooral omdat ze niet altijd letterlijk kunnen worden vertaald in het Nederlands.
Soorten Preposities
Er zijn verschillende soorten preposities. We zullen ons richten op de meest voorkomende:
- Plaatspreposities: geven aan waar iets zich bevindt.
- Tijdpreposities: geven aan wanneer iets gebeurt.
- Wijze preposities: geven aan hoe iets gebeurt.
Plaatspreposities
Plaatspreposities zijn essentieel om te begrijpen waar iets zich bevindt. In het Duits zijn enkele van de meest voorkomende plaatspreposities:
- in (in)
- auf (op)
- unter (onder)
- neben (naast)
- vor (voor)
- hinter (achter)
Laten we enkele voorbeelden bekijken:
Duits | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
Ich bin in der Schule. | [ɪç bɪn ɪn deːɐ̯ ˈʃuːlə] | Ik ben in de school. |
Das Buch liegt auf dem Tisch. | [das buːx liːkt aʊ̯f deːm tɪʃ] | Het boek ligt op de tafel. |
Der Hund ist unter dem Tisch. | [deːɐ̯ hʊnt ɪst ˈʊntɐ deːm tɪʃ] | De hond is onder de tafel. |
Die Katze sitzt neben dem Stuhl. | [diː ˈkaʦə zɪt͡s neːbən deːm ʃtuːl] | De kat zit naast de stoel. |
Das Auto steht vor dem Haus. | [das ˈaʊ̯toː ʃteːt fɔːʁ deːm haʊ̯s] | De auto staat voor het huis. |
Die Lampe ist hinter dem Sofa. | [diː ˈlampə ɪst ˈhɪntɐ deːm ˈzoːfa] | De lamp is achter de bank. |
Tijdpreposities
Tijdpreposities helpen ons te begrijpen wanneer iets plaatsvindt. Veelvoorkomende tijdpreposities zijn:
- um (om)
- am (op)
- in (in)
- nach (na)
- vor (voor)
Laten we hier ook enkele voorbeeldzinnen van bekijken:
Duits | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
Ich gehe um 8 Uhr. | [ɪç ˈɡeːə ʊm aχt uːʁ] | Ik ga om 8 uur. |
Wir treffen uns am Montag. | [viːɐ̯ ˈtʁɛfən ʊns ɑm ˈmoːtaɡ] | We ontmoeten elkaar op maandag. |
Er kommt in einer Stunde. | [eːɐ̯ kɔmt ɪn ˈaɪ̯nɐ ˈʃtʊndə] | Hij komt in een uur. |
Nach dem Essen gehen wir spazieren. | [naχ deːm ˈɛsən ˈɡeːən viːʁ spaˈtsiːʁən] | Na het eten gaan we wandelen. |
Ich habe vor dem Mittagessen Zeit. | [ɪç ˈhaːbə fɔːʁ deːm ˈmɪtaɡˌɛsən tsɛɪ̯t] | Ik heb voor het middagmaal tijd. |
Gebruik van Preposities met Werkwoorden
In het Duits worden preposities vaak gebruikt in combinatie met bepaalde werkwoorden. Dit is belangrijk om te onthouden, omdat de betekenis van het werkwoord kan veranderen afhankelijk van de prepositie die je gebruikt. Hier zijn enkele voorbeelden van werkwoorden die vaak met preposities worden gebruikt:
- warten auf (wachten op)
- denken an (denken aan)
- teilnehmen an (deelnemen aan)
- sprechen über (spreken over)
- sich freuen auf (zich verheugen op)
Laten we deze werkwoorden in zinnen bekijken:
Duits | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
Ich warte auf den Bus. | [ɪç ˈvaʁtə aʊ̯f deːn bʊs] | Ik wacht op de bus. |
Ich denke an dich. | [ɪç ˈdɛŋkə an dɪç] | Ik denk aan jou. |
Wir nehmen an der Konferenz teil. | [viːɐ̯ ˈneːmən an deːɐ̯ kɔnfeˈʁɛnts taɪ̯l] | We nemen deel aan de conferentie. |
Er spricht über das Wetter. | [eːɐ̯ ʃpʁɪçt ˈyːbɐ das ˈvɛtɐ] | Hij spreekt over het weer. |
Ich freue mich auf das Wochenende. | [ɪç ˈfʁɔʏə mɪç aʊ̯f das ˈvoːxənˌʊndə] | Ik verheug me op het weekend. |
Oefeningen
Nu je bekend bent met preposities en hun gebruik, is het tijd om te oefenen! Hier zijn enkele oefeningen die je kunnen helpen je kennis te versterken:
Oefening 1: Vul de lege plekken in
Vul de juiste prepositie in de zinnen hieronder.
1. Ich bin ___ der Schule.
2. Das Buch liegt ___ dem Tisch.
3. Wir treffen uns ___ dem Abend.
4. Ich warte ___ den Zug.
5. Er spricht ___ seine Eltern.
Oefening 2: Maak zinnen
Maak zinnen met de gegeven werkwoorden en preposities.
1. teilnehmen (an) / die Konferenz
2. denken (an) / mijn vrienden
3. freuen (auf) / de vakantie
Oefening 3: Vertaal de zinnen
Vertaal de volgende zinnen naar het Duits.
1. Ik ga naar de winkel.
2. Hij zit achter de computer.
3. Wij hebben tijd voor de film.
Oefening 4: Identificeer de preposities
Leid de preposities af in de volgende zinnen:
1. Ich esse in der Küche.
2. Sie spricht über ihre Pläne.
3. Wir fahren nach Berlin.
Oefening 5: Oefen met uitspraak
Lees de volgende zinnen hardop voor en let op de uitspraak van de preposities.
1. Ich bin auf dem Weg.
2. Wir sind in der Stadt.
3. Er kommt vor mir.
Oplossingen
Hier zijn de oplossingen voor de oefeningen:
Oefening 1:
1. in
2. auf
3. am
4. auf
5. über
Oefening 2:
1. Wir nehmen an der Konferenz teil.
2. Ich denke aan mijn vrienden.
3. Ik verheug me op de vakantie.
Oefening 3:
1. Ich gehe in den Laden.
2. Er sitzt hinter dem Computer.
3. Wir haben Zeit für den Film.
Oefening 4:
1. in
2. über
3. nach
Oefening 5:
1. Ich bin auf dem Weg.
2. Wir sind in der Stadt.
3. Er kommt vor mir.
Met deze oefeningen heb je praktische ervaring opgedaan met het gebruik van preposities in het Duits. Blijf oefenen, en je zult merken dat je steeds beter wordt in het gebruik van deze belangrijke grammaticale elementen!
Andere lessen
- Complete 0 tot A1 Duitse Cursus → Grammatica → Persoonlijke Voornaamwoorden
- 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Beschrijvende Bijvoeglijke Naamwoorden
- Complete 0 tot A1 cursus → Grammatica → Vergelijkende en overtreffende trappen
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Grammatica → Zelfstandige naamwoorden en geslacht
- 0 tot A1-cursus → Grammatica → Meervoudsvormen
- Complete 0 tot A1 cursus → Grammatica → Het gebruik van tijdsuitdrukkingen
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Grammatica → Onderwerp en Werkwoord
- Complete 0 tot A1-cursus → Grammatica → Gevallen: Nominatief en Accusatief
- 0 to A1 Course
- Van 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Scheidbare Werkwoorden
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Grammatica → Tweewegsvoorzetsels
- Complete 0 tot A1-cursus → Grammatica → Geslacht en Artikelen
- 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Tegenwoordige Tijd
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Grammatica → Bezittelijke voornaamwoorden
- 0 tot A1-cursus → Grammatica → Werkwoordsvormen