Language/German/Grammar/Present-Tense/nl





































Welkom bij de les over de tegenwoordige tijd in het Duits! In deze les gaan we leren hoe we de tegenwoordige tijd gebruiken in veelvoorkomende situaties met zowel regelmatige als onregelmatige werkwoorden. Dit is een essentiële stap in je reis om Duits te leren, omdat de tegenwoordige tijd vaak de basis vormt voor dagelijkse gesprekken en interacties. Of je nu jezelf voorstelt, een vriend begroet of iets over je dag vertelt, het beheersen van de tegenwoordige tijd is van groot belang.
In deze les zullen we de volgende onderwerpen behandelen:
- Wat is de tegenwoordige tijd?
- Hoe vervoegen we regelmatige werkwoorden?
- Hoe vervoegen we onregelmatige werkwoorden?
- Voorbeelden in zinnen
- Oefeningen om je kennis te testen
Wat is de tegenwoordige tijd?[edit | edit source]
De tegenwoordige tijd (of "Präsens" in het Duits) wordt gebruikt om acties of toestanden aan te geven die op dit moment plaatsvinden of regelmatig gebeuren. Het is vergelijkbaar met de tegenwoordige tijd in het Nederlands. Bijvoorbeeld, in het Nederlands zeggen we "Ik loop" en in het Duits zeggen we "Ich laufe."
Hoe vervoegen we regelmatige werkwoorden?[edit | edit source]
Regelmatige werkwoorden in het Duits volgen een voorspelbaar patroon bij het vervoegen in de tegenwoordige tijd. De basisvorm van een werkwoord wordt ook wel de infinitief genoemd, en eindigt meestal op -en. Laten we een paar voorbeelden bekijken.
Hier is een tabel met een voorbeeld van het werkwoord "spielen" (spelen):
Duits | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
spielen | ˈʃpiːlən | spelen |
ich spiele | ɪç ˈʃpiːlə | ik speel |
du spielst | du ˈʃpiːlst | jij speelt |
er/sie/es spielt | eːɐ̯/ziː/ɛs ˈʃpiːlt | hij/zij/het speelt |
wir spielen | viːɐ̯ ˈʃpiːlən | wij spelen |
ihr spielt | iːɐ̯ ˈʃpiːlt | jullie spelen |
sie/Sie spielen | ziː/ziː ˈʃpiːlən | zij/U spelen |
Hier is de vervoeging van "spielen" in de tegenwoordige tijd:
1. Ich spiele - Ik speel
2. Du spielst - Jij speelt
3. Er/sie/es spielt - Hij/zij/het speelt
4. Wir spielen - Wij spelen
5. Ihr spielt - Jullie spelen
6. Sie spielen - Zij/U spelen
Hoe vervoegen we onregelmatige werkwoorden?[edit | edit source]
Onregelmatige werkwoorden in het Duits kunnen verschillende vormen aannemen in de tegenwoordige tijd en volgen geen vast patroon. Laten we het werkwoord "gehen" (gaan) als voorbeeld nemen.
Hier is een tabel met de vervoeging van "gehen":
Duits | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
gehen | ˈɡeːən | gaan |
ich gehe | ɪç ˈɡeːə | ik ga |
du gehst | du ɡeːst | jij gaat |
er/sie/es geht | eːɐ̯/ziː/ɛs ɡeːt | hij/zij/het gaat |
wir gehen | viːɐ̯ ˈɡeːən | wij gaan |
ihr geht | iːɐ̯ ɡeːt | jullie gaan |
sie/Sie gehen | ziː/ziː ˈɡeːən | zij/U gaan |
Hier is de vervoeging van "gehen" in de tegenwoordige tijd:
1. Ich gehe - Ik ga
2. Du gehst - Jij gaat
3. Er/sie/es geht - Hij/zij/het gaat
4. Wir gehen - Wij gaan
5. Ihr geht - Jullie gaan
6. Sie gehen - Zij/U gaan
Voorbeelden in zinnen[edit | edit source]
Laten we nu enkele zinnen bekijken waarin we de tegenwoordige tijd gebruiken. Dit helpt je om te begrijpen hoe deze werkwoorden in de praktijk functioneren.
Hier zijn 10 voorbeelden met regelmatige werkwoorden:
Duits | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
Ich spiele Fußball. | ɪç ˈʃpiːlə ˈfuːsbal | Ik speel voetbal. |
Du spielst Klavier. | du ˈʃpiːlst klaˈviːɐ̯ | Jij speelt piano. |
Er spielt gern. | eːɐ̯ ˈʃpiːlt ɡɛrn | Hij speelt graag. |
Wir spielen im Park. | viːɐ̯ ˈʃpiːlən ɪm paʁk | Wij spelen in het park. |
Ihr spielt zusammen. | iːɐ̯ ˈʃpiːlt tsuˈzamən | Jullie spelen samen. |
Sie spielen jeden Tag. | ziː ˈʃpiːlən ˈjeːdən taːk | Zij spelen elke dag. |
En hier zijn 10 voorbeelden met onregelmatige werkwoorden:
Duits | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
Ich gehe nach Hause. | ɪç ˈɡeːə naχ ˈhaʊ̯zə | Ik ga naar huis. |
Du gehst zur Schule. | du ɡeːst tsuːɐ̯ ˈʃuːlə | Jij gaat naar school. |
Er geht oft joggen. | eːɐ̯ ɡeːt ɔft ˈjɔɡən | Hij gaat vaak joggen. |
Wir gehen morgen. | viːɐ̯ ˈɡeːən ˈmɔʁɡn | Wij gaan morgen. |
Ihr geht schnell. | iːɐ̯ ɡeːt ʃnɛl | Jullie gaan snel. |
Sie gehen mit uns. | ziː ˈɡeːən mɪt ʊns | Zij gaan met ons. |
Oefeningen[edit | edit source]
Nu dat je de vervoegingen en voorbeelden hebt gezien, is het tijd om je kennis te testen! Hier zijn 10 oefeningen om je te helpen de tegenwoordige tijd te oefenen. Probeer de zinnen in te vullen met de juiste vorm van het werkwoord.
Oefeningen met regelmatige werkwoorden[edit | edit source]
1. Ich ___ (spielen) gern im Park.
2. Du ___ (arbeiten) jeden dag.
3. Wir ___ (tanzen) zu Musik.
4. Ihr ___ (reisen) naar Duitsland.
Oefeningen met onregelmatige werkwoorden[edit | edit source]
5. Ich ___ (gehen) naar de winkel.
6. Du ___ (sehen) een film.
7. Er ___ (essen) pizza.
8. Wir ___ (trinken) koffie.
Oefeningen met gemengde werkwoorden[edit | edit source]
9. Ihr ___ (lesen) een boek.
10. Sie ___ (laufen) in het park.
Oplossingen[edit | edit source]
1. Ich spiele gern im Park.
2. Du arbeitest jeden dag.
3. Wir tanzen zu Musik.
4. Ihr reist naar Duitsland.
5. Ich gehe naar de winkel.
6. Du siehst een film.
7. Er isst pizza.
8. Wij drinken koffie.
9. Jullie lezen een boek.
10. Zij lopen in het park.
Gefeliciteerd! Je hebt nu de basis van de tegenwoordige tijd in het Duits geleerd. Blijf oefenen met de vervoegingen en gebruik ze in je dagelijkse gesprekken. Hoe meer je oefent, hoe beter je zult worden!
Video's[edit | edit source]
Duitse Grammatica - Perfekt - Voltooid Tegenwoordige Tijd - YouTube[edit | edit source]
Andere lessen[edit | edit source]
- Complete 0 tot A1 Duitse Cursus → Grammatica → Expressing Abilities
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Grammatica → Bezittelijke voornaamwoorden
- Complete 0 tot A1 cursus → Grammatica → Het gebruik van voorzetsels
- Complete 0 tot A1-cursus → Grammatica → Geslacht en Artikelen
- 0 tot A1-cursus → Grammatica → Meervoudsvormen
- Complete 0 tot A1 cursus → Grammatica → Het gebruik van tijdsuitdrukkingen
- Complete 0 tot A1 cursus → Grammatica → Vergelijkende en overtreffende trappen
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Grammatica → Onderwerp en Werkwoord
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Grammatica → Zelfstandige naamwoorden en geslacht
- Complete 0 tot A1-cursus → Grammatica → Praten over verplichtingen
- 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Beschrijvende Bijvoeglijke Naamwoorden
- Complete 0 tot A1-cursus → Grammatica → Gevallen: Nominatief en Accusatief
- Complete 0 tot A1 Duitse Cursus → Grammatica → Persoonlijke Voornaamwoorden
- Van 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Scheidbare Werkwoorden