Language/German/Vocabulary/Telling-Time/nl

Duits → Woordenschat → 0 tot A1 Cursus → Tijd vertellen

Inleiding

Tijd is een essentieel onderdeel van onze dagelijkse communicatie. Of je nu vraagt hoe laat het is of je afspraken plant, het is belangrijk om de juiste woorden en zinnen te kennen om tijd in het Duits uit te drukken. In deze les gaan we je leren hoe je tijd kunt vertellen in het Duits en hoe je kunt vragen hoe laat het is. Dit zal niet alleen je woordenschat vergroten, maar ook je zelfvertrouwen in het spreken van de taal.

De les is opgedeeld in verschillende secties:

• Basiswoorden en zinnen voor tijd

• Voorbeelden van het vertellen van tijd

• Oefeningen om je vaardigheden te verbeteren

Basiswoorden en zinnen voor tijd

Laten we beginnen met de basis. Hier zijn enkele belangrijke woorden en zinnen die je nodig hebt om tijd te vertellen in het Duits.

Duits	Uitspraak	Nederlands
die Uhr	diː uːr	de klok
Wie spät ist es?	viː ʃpeːt ɪst ɛs	Hoe laat is het?
Es ist ... Uhr.	ɛs ɪst ... uːr	Het is ... uur.
halb	halp	half
Viertel	fiːrtəl	kwart
nach	naːx	na (bijvoorbeeld: 5 na 3)
vor	foːr	voor (bijvoorbeeld: 10 voor 4)

Uur en minuten

In het Duits vertellen we de tijd meestal in uren en minuten. We gebruiken de woorden "Uhr" voor uur en "Minuten" voor minuten. Hier zijn enkele voorbeelden om je te helpen begrijpen hoe je de tijd in het Duits kunt uitdrukken.

Duits	Uitspraak	Nederlands
Es ist eins Uhr.	ɛs ɪst aɪns uːr	Het is 1 uur.
Es ist zwei Uhr.	ɛs ɪst tsvai uːr	Het is 2 uur.
Es ist drei Uhr.	ɛs ɪst draɪ uːr	Het is 3 uur.
Es ist vier Uhr.	ɛs ɪst fiːr uːr	Het is 4 uur.
Es ist fünf Uhr.	ɛs ɪst fʏnf uːr	Het is 5 uur.
Es ist sechs Uhr.	ɛs ɪst zɛks uːr	Het is 6 uur.
Es ist sieben Uhr.	ɛs ɪst ziːbən uːr	Het is 7 uur.
Es ist acht Uhr.	ɛs ɪst axt uːr	Het is 8 uur.
Es ist neun Uhr.	ɛs ɪst nɔɪn uːr	Het is 9 uur.
Es ist zehn Uhr.	ɛs ɪst tseːn uːr	Het is 10 uur.

Hoe vragen we de tijd?

Als je wilt weten hoe laat het is, gebruik dan de vraag: "Wie spät ist es?" Dit betekent "Hoe laat is het?" Je kunt ook specifieker zijn met bijvoorbeeld: "Entschuldigung, wie spät ist es?" (Excuseer, hoe laat is het?).

Voorbeelden van tijd vertellen

Hier zijn 20 voorbeelden van hoe je de tijd kunt vertellen in het Duits. Deze voorbeelden zijn handig om te oefenen en te onthouden.

Duits	Uitspraak	Nederlands
Es ist halb zwei.	ɛs ɪst halp tsvai	Het is half twee.
Es ist Viertel nach drei.	ɛs ɪst fiːrtəl naːx draɪ	Het is kwart over drie.
Es ist zehn nach vier.	ɛs ɪst tseːn naːx fiːr	Het is tien over vier.
Es ist zwanzig vor vijf.	ɛs ɪst tsvanʦɪk foːr faɪf	Het is twintig voor vijf.
Es ist fünf vor sechs.	ɛs ɪst fʏnf foːr zɛks	Het is vijf voor zes.
Es ist kurz nach sieben.	ɛs ɪst kʊrts naːx ziːbən	Het is kort na zeven.
Es ist kurz vor acht.	ɛs ɪst kʊrts foːr axt	Het is kort voor acht.
Es ist drei Viertel neun.	ɛs ɪst draɪ fiːrtəl nɔɪn	Het is drie kwart negen.
Es ist elf Uhr zwanzig.	ɛs ɪst ɛlf uːr tsvanʦɪk	Het is elf uur twintig.
Es ist zwei Uhr fünfzehn.	ɛs ɪst tsvai uːr fʏnfˈt͡seːn	Het is twee uur vijftien.
Es ist halb elf.	ɛs ɪst halp ɛlf	Het is half elf.
Es ist fünf nach elf.	ɛs ɪst fʏnf naːx ɛlf	Het is vijf over elf.
Es ist zwanzig nach twaalf.	ɛs ɪst tsvanʦɪk naːx tsvaɪlf	Het is twintig over twaalf.
Es ist zehn vor één.	ɛs ɪst tseːn foːr aɪns	Het is tien voor een.
Es ist drei Uhr dreißig.	ɛs ɪst draɪ uːr draɪsɪk	Het is half drie.
Es ist ein Uhr vier.	ɛs ɪst aɪn uːr fiːr	Het is één uur vier.
Es ist zwei Uhr drei.	ɛs ɪst tsvai uːr draɪ	Het is twee uur drie.
Es ist sechs nach acht.	ɛs ɪst zɛks naːx axt	Het is zes over acht.
Es ist vier vor zeven.	ɛs ɪst fiːr foːr ziːbən	Het is vier voor zeven.
Es ist halb drie.	ɛs ɪst halp driː	Het is half drie.
Es ist acht Uhr fünfundzwanzig.	ɛs ɪst axt uːr fʏnfʊnd tsvanʦɪk	Het is acht uur vijfentwintig.

Oefeningen

Om je kennis te testen en te verbeteren, zijn hier enkele oefeningen. Probeer de juiste tijd in het Duits te zeggen.

Oefening 1: Vul de ontbrekende tijd in

• Vraag: Hoe laat is het?

• Antwoord: Es ist ___ Uhr.

Oefening 2: Maak zinnen met tijd

• Vraag: Hoe laat is het als het vijf na drie is?

• Antwoord: Es ist fünf nach drei.

Oefening 3: Oefen met kwart en half

• Vraag: Wat is het als het kwart voor vijf is?

• Antwoord: Es ist Viertel vor fünf.

Oefening 4: Vraag naar de tijd

• Vraag: Hoe vraag je "Hoe laat is het?" in het Duits?

• Antwoord: Wie spät ist es?

Oefening 5: Vertaal naar het Duits

• Vraag: Hoe zeg je "Het is twintig voor zes" in het Duits?

• Antwoord: Es ist zwanzig vor sechs.

Oefening 6: Vul in met "nach" of "vor"

• Vraag: Het is tien ___ vier.

• Antwoord: vor.

Oefening 7: Vertaal de tijd

• Vraag: Hoe zeg je "Het is drie uur vijftien" in het Duits?

• Antwoord: Es ist zwei Uhr fünfzehn.

Oefening 8: Vraag naar de tijd in een gesprek

• Vraag: Hoe zou je vragen: "Excuseer, hoe laat is het?" in het Duits?

• Antwoord: Entschuldigung, wie spät ist es?

Oefening 9: Oefen met de verschillende tijden

• Vraag: Hoe laat is het als het kwart over negen is?

• Antwoord: Es ist Viertel nach neun.

Oefening 10: Maak een dialoog

• Vraag: Maak een korte dialoog waarin je vraagt hoe laat het is en het antwoord geeft.

• Antwoord: A: Entschuldigung, wie spät ist es? B: Es ist zehn nach zwei.

Nu heb je een goed begrip van hoe je de tijd in het Duits kunt vertellen. Oefen deze zinnen en woorden, en je zult snel zelfverzekerd kunnen spreken over de tijd in het Duits. Veel succes!

Inhoudsopgave - Duitse cursus - 0 tot A1

• Cursus Presentatie

  ---

Basis zinsstructuren

• Onderwerp en Werkwoord
• Zelfstandig naamwoord en Geslacht

  ---

Begroetingen en introductie

• Begroetingen en afscheid
• Jezelf voorstellen

  ---

Bepaalde en onbepaalde lidwoorden

• Geslacht en Lidwoorden
• Meervoudsvormen
• Gevallen: Nominatief en Accusatief

  ---

Getallen, Data en Tijd

• Getallen 1-100
• Dagen van de week en Maanden
• Tijd vertellen

  ---

Werkwoorden en vervoeging

• Werkwoordsvormen
• Tegenwoordige Tijd
• Scheidbare werkwoorden

  ---

Familie en vrienden

• Familieleden
• Praat over je vrienden

  ---

Preposities

• Preposities gebruiken
• Tweewegs preposities

  ---

Eten en drinken

• Eten en maaltijden
• Dranken en drankjes

  ---

Duitsland en Duitstalige landen

• Geografie en Bezienswaardigheden
• Cuisine en Tradities

  ---

Voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden

• Persoonlijke voornaamwoorden
• Bezittelijke voornaamwoorden

  ---

Reizen en Vervoer

• Reis boeken
• Openbaar vervoer

  ---

Modale werkwoorden

• Vaardigheden uitdrukken
• Praat over verplichtingen

  ---

Winkelen en Kleding

• Kleding winkelen
• Boodschappen doen

  ---

Muziek en Entertainment

• Populaire muzikanten en genres
• Films, TV en Literature

  ---

Bijvoeglijke naamwoorden

• Bijvoeglijke naamwoorden
• Vergrotende en Overtreffende Trappen

  ---

Gezondheid en Lichaam

• Praat over gezondheid
• Lichaamsdelen

  ---

Tijd en Temporele preposities

• Tijd-uitdrukkingen gebruiken
• Temporele preposities

Andere lessen

• 0 tot A1-Cursus → Woordenschat → Praten over Gezondheid
• 0 tot A1-cursus → Woordenschat → Cijfers 1-100
• Beginnerscursus 0 tot A1 → Woordenschat → Voedsel en Maaltijden
• Complete 0 tot A1 Duitse Cursus → Woordenschat → Een reis boeken
• 0 tot A1-cursus → Woordenschat → Familieleden
• 0 tot A1 Cursus → Woordenschat → Boodschappen Doen
• Compleet 0 tot A1 Duitse cursus → Woordenschat → Je voorstellen
• Complete 0 tot A1 Duitse Cursus → Woordenschat → Dranken en drankjes
• Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Woordenschat → Begroetingen en afscheid
• Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Woordenschat → Lichaamsdelen
• Complete 0 to A1 Course → Woordenschat → Openbaar vervoer
• Complete 0 tot A1 Duitse Cursus → Woordenschat → Winkelen voor Kleding
• 0 tot A1-cursus → Woordenschat → Dagen van de week en maanden
• Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Woordenschat → Praten over je vrienden