Language/Standard-arabic/Grammar/Differences-from-English-relative-clauses/nl





































Betrekkelijke bijzinnen in het Arabisch en het Engels
Betrekkelijke bijzinnen worden in zowel het Engels als het Arabisch gebruikt om extra informatie te geven over een persoon of een zaak in de hoofdzin. Een betrekkelijke bijzin bestaat uit een betrekkelijk voornaamwoord en een werkwoordelijk gezegde:
Voorbeeld (Engels): The book that I read yesterday was really interesting. (The book dat ik gisteren heb gelezen, was echt interessant.)
Voorbeeld (Arabisch): الكتاب الذي قرأته في الأمس كان ممتعًا (Al-kitabu alladhi qara'athu fi al-'amsi kana mumtinan) (Het boek dat ik gisteren heb gelezen, was echt interessant.)
In het Arabisch worden betrekkelijke bijzinnen gevormd met het betrekkelijk voornaamwoord "الذي" (al-ladhi), dat als mannelijk enkelvoud fungeert, naargelang het zelfstandig naamwoord dat wordt gerefereerd mannelijk, vrouwelijk, enkelvoudig of meervoudig is.
De betrekkelijke bijzin wordt DIRECT achter het zelfstandig naamwoord geplaatst.
Voorbeeld:
Arabisch | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
الكتاب الذي قرأته في الأمس كان ممتعًا | Al-kitabu alladhi qara'athu fi al-'amsi kana mumtinan | Het boek dat ik gisteren heb gelezen, was echt interessant. |
In het Engels kan "dat" worden gebruikt om naar zowel mensen als zaken te verwijzen, terwijl "الذي" alleen verwijst naar zaken in het Arabisch. Om naar mensen te verwijzen, kan "الذي" worden vervangen door "الذين" (al-ladhina).
Voorbeeld:
Arabisch | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
المدرسون الذين أحببتهم يدرسون في الجامعة | Al-mudarrisun alladhina ahbabtuhum yadrusuna fi al-jami'ati | De leraren die ik leuk vind, geven les aan de universiteit. |
Verschillen tussen Arabische en Engelse betrekkelijke bijzinnen
Er zijn enkele belangrijke verschillen tussen betrekkelijke bijzinnen in het Arabisch en het Engels die kunnen leiden tot verwarring voor Nederlandse studenten.
Betrekkelijke voornaamwoorden
In het Arabisch is er slechts één betrekkelijk voornaamwoord ("الذي") dat kan worden gebruikt om naar zowel mensen als zaken te verwijzen.
In het Engels, zoals eerder vermeld, kan "dat" worden gebruikt voor zowel mensen als zaken, terwijl "die" gebruikt wordt om naar mensen te verwijzen in plaats van "dat".
Verwarringspunten met betrekking tot de plaatsing van betrekkelijke bijzinnen
De plaatsing van betrekkelijke bijzinnen is ook anders in het Arabisch. In het Engels wordt de betrekkelijke bijzin na het zelfstandig naamwoord geplaatst, terwijl in het Arabisch de betrekkelijke bijzin direct na het zelfstandig naamwoord komt.
Voorbeeld:
Arabisch: الكتاب الذي قرأته في الأمس كان ممتعًا
Letterlijke vertaling: Het boek dat ik gisteren heb gelezen, was echt interessant.
Als we deze zin in het Engels zouden vertalen, zou deze als volgt luiden:
The book that I read yesterday was really interesting.
De betrekkelijke bijzin "that I read" komt na het zelfstandig naamwoord "book".
Dit verschil in plaatsing kan worden verwarrend voor Nederlandse studenten die gewend zijn om de betrekkelijke bijzin achter het zelfstandige naamwoord te plaatsen.
Gebruik van voegwoorden
In het Arabisch wordt het betrekkelijk voornaamwoord gevolgd door een werkwoordelijk gezegde, terwijl het Engels vaak het gebruik van voegwoorden vereist. Dit kan ook verwarrend zijn voor Nederlandse studenten.
Voorbeeld:
Arabisch: الرجل الذي يدرس لديه طالبان
Letterlijke vertaling: De man die studeert, heeft twee studenten.
In het Engels zou deze zin luiden:
The man who is studying has two students.
In het Engels is het voegwoord "is" toegevoegd aan de betrekkelijke bijzin om het werkwoord te koppelen (studeren) aan het onderwerp van de bijzin (de man).
Conclusie
In deze les heb je geleerd over de betrekkelijke bijzinnen in het Arabisch en het Engels en hoe ze verschillen in woordvolgorde, betrekkelijke voornaamwoorden en gebruik van voegwoorden. Door deze verschillen te begrijpen, kunt u beter communiceren in zowel het Engels als het Arabisch. Blijf oefenen en succes met je taalreis!