Language/Spanish/Vocabulary/Numbers-and-Counting/nl

From Polyglot Club WIKI
< Language‎ | Spanish‎ | Vocabulary‎ | Numbers-and-Counting
Revision as of 01:22, 11 August 2024 by Maintenance script (talk | contribs) (Quick edit)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Jump to navigation Jump to search
Rate this lesson:
0.00
(0 votes)


Spanish-Language-PolyglotClub.png
Spanish-Countries-PolyglotClub.jpg
Spaans Woordenschat0 tot A1 CursusNummers en Tellen

Introductie[edit | edit source]

Welkom bij de les over nummers en tellen in het Spaans! Het begrijpen van het Spaanse nummersysteem is cruciaal voor het ontwikkelen van je taalvaardigheid, omdat het je in staat stelt om te communiceren over kwantiteit, prijzen, tijd en nog veel meer. In deze les gaan we samen de fundamenten van de Spaanse getallen ontdekken, vanaf 1 tot 100. We beginnen met de basisnummers en bouwen langzaam op naar grotere getallen.

De Basis: Nummers van 1 tot 10[edit | edit source]

Laten we beginnen met de getallen van 1 tot 10. Dit zijn de eerste stappen in onze reis naar het beheersen van het tellen in het Spaans. Hieronder vind je een tabel met de Spaanse getallen, hun uitspraak en de Nederlandse vertaling.

Spaans Uitspraak Nederlands
uno [ˈuno] één
dos [dos] twee
tres [tres] drie
cuatro [ˈkwatɾo] vier
cinco [ˈsiŋko] vijf
seis [seis] zes
siete [ˈsjete] zeven
ocho [ˈotʃo] acht
nueve [ˈnweβe] negen
diez [djez] tien

Deze getallen vormen de basis van wat we later zullen leren. Het is belangrijk om ze goed te onthouden en correct uit te spreken.

Getallen van 11 tot 20[edit | edit source]

Na de basisnummers gaan we verder met de getallen van 11 tot 20. Deze getallen hebben unieke namen, dus het is goed om ze afzonderlijk te leren.

Spaans Uitspraak Nederlands
once [ˈonθe] of [ˈonse] elf
doce [ˈdoθe] of [ˈdose] twaalf
trece [ˈtɾeθe] of [ˈtrese] dertien
catorce [kaˈtoɾθe] of [kaˈtoɾse] veertien
quince [ˈkinθe] of [ˈkinse] vijftien
dieciséis [djet͡siˈseis] zestien
diecisiete [djet͡siˈsje.te] zeventien
dieciocho [djet͡siˈotʃo] achttien
diecinueve [djet͡siˈnweβe] negentien
veinte [ˈβeinte] twintig

Onthoud dat de getallen tussen 11 en 15 eindigen op -ce, terwijl 16 tot 19 eindigen op -ce en -nueve.

Getallen van 21 tot 30[edit | edit source]

Nu gaan we verder met de getallen van 21 tot 30. Deze getallen zijn samengesteld en volgen een patroon.

Spaans Uitspraak Nederlands
veintiuno [βeintjuno] eenentwintig
veintidós [βeintidoθ] of [βeintidos] tweeëntwintig
veintitrés [βeintitɾes] drieëntwintig
veinticuatro [βeintikaˈtɾo] vierentwintig
veinticinco [βeintisiŋko] vijfentwintig
veintiséis [βeintiseis] zesentwintig
veintisiete [βeintisjete] zevenentwintig
veintiocho [βeintioʧo] achtentwintig
veintinueve [βeintinueβe] negenentwintig
treinta [ˈtɾeinta] dertig

Let op de structuur: veinti + getal. Dit blijft consistent tot dertig.

Getallen van 31 tot 100[edit | edit source]

Laten we nu de getallen van 31 tot 100 bekijken. Deze getallen volgen een ander patroon, vooral bij de tientallen.

Spaans Uitspraak Nederlands
treinta y uno [ˈtɾeinta i ˈuno] eenendertig
treinta y dos [ˈtɾeinta i ˈdos] tweeëndertig
cuarenta [kwaˈɾenta] veertig
cincuenta [sinˈkwenta] vijftig
sesenta [seˈsenta] zestig
setenta [seˈtenta] zeventig
ochenta [oˈtʃenta] tachtig
noventa [noˈβenta] negentig
cien [sjen] honderd
ciento uno [ˈsjento ˈuno] honderd en één

Voor de getallen van 31 tot 99 gebruik je de structuur van tientallen (zoals veertig) gevolgd door "y" en het eenheidscijfer. Bij 100 gebruiken we "cien" of "ciento" afhankelijk van de context.

Toepassing van Nummers[edit | edit source]

Nu we de basis van de Spaanse nummers begrijpen, laten we enkele scenario's bekijken waarin je deze getallen kunt gebruiken. Dit zal je helpen de getallen in een praktische context te zien.

1. Winkelen: Vraag naar de prijs van een item.

  • "¿Cuánto cuesta esto?" (Hoeveel kost dit?)
  • Antwoord: "Cuesta veinte euros." (Het kost twintig euro.)

2. Tijd: Vragen hoe laat het is.

  • "¿Qué hora es?" (Hoe laat is het?)
  • Antwoord: "Es la una." (Het is één uur.)

3. Leeftijd: Vragen naar iemands leeftijd.

  • "¿Cuántos años tienes?" (Hoe oud ben je?)
  • Antwoord: "Tengo veinticinco años." (Ik ben vijfentwintig jaar oud.)

4. Tel de mensen: Hoeveel mensen zijn er?

  • "¿Cuántas personas hay?" (Hoeveel mensen zijn er?)
  • Antwoord: "Hay diez personas." (Er zijn tien mensen.)

5. Bestellen in een restaurant: Vraag naar het menu.

  • "¿Qué platos hay?" (Wat voor gerechten zijn er?)
  • Antwoord: "Hay tres platos especiales." (Er zijn drie speciale gerechten.)

Oefeningen[edit | edit source]

Nu gaan we enkele oefeningen doen om wat we hebben geleerd toe te passen. Probeer de antwoorden zelf te vinden voordat je ze hieronder controleert.

Oefening 1: Vul in[edit | edit source]

Vul de ontbrekende getallen in de volgende zinnen:

1. Tengo ___ años. (Ik ben ___ jaar oud.)

2. Hay ___ libros en la mesa. (Er zijn ___ boeken op de tafel.)

3. Cuesta ___ euros. (Het kost ___ euro.)

4. Son las ___ de la tarde. (Het is ___ uur in de middag.)

Oefening 2: Vertaal de getallen[edit | edit source]

Vertaal de volgende getallen naar het Spaans:

1. 15

2. 32

3. 57

4. 100

Oefening 3: Schrijf de getallen in woorden[edit | edit source]

Schrijf de volgende getallen in woorden:

1. 21

2. 44

3. 88

4. 99

Oefening 4: Vragen maken[edit | edit source]

Maak vragen met de gegeven informatie:

1. (tien) "¿Cuántas personas hay?" (Hoeveel mensen zijn er?)

2. (drie) "¿Cuántos años tienes?" (Hoe oud ben je?)

Oefening 5: Prijs vragen[edit | edit source]

Stel een vraag over de prijs van een item:

1. (vijf) "¿Cuánto cuesta esto?" (Hoeveel kost dit?)

Oplossingen[edit | edit source]

Hier zijn de oplossingen voor de oefeningen:

Oplossingen Oefening 1[edit | edit source]

1. veinticinco (25)

2. tres (3)

3. veintidós (22)

4. cinco (5)

Oplossingen Oefening 2[edit | edit source]

1. quince

2. treinta y dos

3. cincuenta y siete

4. cien

Oplossingen Oefening 3[edit | edit source]

1. veintiuno

2. cuarenta y cuatro

3. ochenta y acht

4. noventa y nueve

Oplossingen Oefening 4[edit | edit source]

1. "¿Cuántas personas hay?" - Hay diez personas.

2. "¿Cuántos años tienes?" - Tengo tres años.

Oplossingen Oefening 5[edit | edit source]

1. "¿Cuánto cuesta esto?" - Cuesta cinco euros.

Gefeliciteerd! Je hebt nu een stevige basis in het tellen in het Spaans. Blijf oefenen en je zult deze vaardigheden snel onder de knie krijgen!


Andere lessen[edit | edit source]


Contributors

Maintenance script


Create a new Lesson