Language/Vietnamese/Grammar/Past-Tense-Verbs/nl





































Introductie
Welkom bij de les over verleden tijd werkwoorden in het Vietnamees! Deze les is een belangrijk onderdeel van je reis om de Vietnamese taal te leren. Het begrijpen van hoe je gebeurtenissen in het verleden beschrijft, is cruciaal voor effectieve communicatie. In deze les gaan we de basisprincipes van de verleden tijd in het Vietnamees verkennen, inclusief de structuur, voorbeelden en oefeningen om je vaardigheden te verbeteren.
In deze les zullen we het volgende behandelen:
- Wat zijn verleden tijd werkwoorden?
- Hoe gebruik je verleden tijd werkwoorden in zinnen?
- Voorbeelden van verleden tijd werkwoorden
- Oefeningen om je kennis te testen
Wat zijn verleden tijd werkwoorden?
Verleden tijd werkwoorden zijn werkwoorden die aangeven dat een actie of gebeurtenis in het verleden heeft plaatsgevonden. In het Vietnamees is de grammatica relatief eenvoudig in vergelijking met andere talen. In plaats van verbuigingen van werkwoorden, maakt het Vietnamees gebruik van tijdsaanduidingen en context om de tijd van de actie aan te geven.
Hoe gebruik je verleden tijd werkwoorden in zinnen?
In het Vietnamees worden verleden tijd werkwoorden vaak gevolgd door de tijdsaanduiding "đã," wat betekent "heeft gedaan." Hierdoor maak je duidelijk dat de actie al heeft plaatsgevonden. De structuur van een zin in de verleden tijd is meestal als volgt:
- Onderwerp + đã + werkwoord + (object)
Bijvoorbeeld:
- Ik heb gegeten. → Tôi đã ăn.
Voorbeelden van verleden tijd werkwoorden
Laten we nu enkele voorbeelden bekijken van verleden tijd werkwoorden. Hieronder vind je een tabel met 20 veelvoorkomende werkwoorden in de verleden tijd.
Vietnamese | Pronunciation | Dutch |
---|---|---|
Tôi đã ăn. | /toj daː ʔan/ | Ik heb gegeten. |
Anh ấy đã đi. | /aŋ əj daː diː/ | Hij is gegaan. |
Chúng tôi đã học. | /t͡ʃuŋ toj daː hɔk/ | Wij hebben geleerd. |
Cô ấy đã nói. | /kɔ əj daː nɔj/ | Zij heeft gesproken. |
Tôi đã xem phim. | /toj daː sɛm fiːm/ | Ik heb een film gekeken. |
Họ đã mua sách. | /hɔ daː muː sək/ | Zij hebben boeken gekocht. |
Bà ấy đã làm. | /ba əj daː lɛːm/ | Zij heeft het gedaan. |
Ông ấy đã viết. | /əʊŋ əj daː vjɛt/ | Hij heeft geschreven. |
Tôi đã uống trà. | /toj daː uəŋ t͡ɕaː/ | Ik heb thee gedronken. |
Chúng tôi đã chơi. | /t͡ʃuŋ toj daː t͡ɕɤj/ | Wij hebben gespeeld. |
Cô ấy đã vẽ. | /kɔ əj daː vɛː/ | Zij heeft getekend. |
Anh ấy đã đến. | /aŋ əj daː deːn/ | Hij is gekomen. |
Tôi đã viết thư. | /toj daː vjɛt hɨː/ | Ik heb een brief geschreven. |
Họ đã tìm. | /hɔ daː tiːm/ | Zij hebben gezocht. |
Bà đã dạy. | /ba daː jaːj/ | Zij heeft lesgegeven. |
Tôi đã ngủ. | /toj daː ŋuː/ | Ik heb geslapen. |
Chúng tôi đã ăn tối. | /t͡ʃuŋ toj daː ʔan tɔj/ | Wij hebben diner gegeten. |
Cô ấy đã gọi. | /kɔ əj daː ɡɔj/ | Zij heeft gebeld. |
Anh đã chạy. | /aŋ daː t͡ɕaj/ | Hij heeft gerend. |
Tôi đã thấy. | /toj daː tʰɛː/ | Ik heb gezien. |
Họ đã nói chuyện. | /hɔ daː nɔj t͡ɕɨən/ | Zij hebben gesproken. |
= Oefeningen
Nu je bekend bent met de verleden tijd werkwoorden, is het tijd om je kennis te testen met enkele oefeningen. Hieronder vind je 10 oefeningen om je te helpen de verleden tijd in het Vietnamees toe te passen.
Oefening 1: Vul de lege plekken in
Vul de lege plekken in met het juiste verleden tijd werkwoord.
1. Tôi ____ (gaan) đến trường.
- Antwoord: đã đi
2. Họ ____ (zien) một bộ phim.
- Antwoord: đã xem
3. Cô ấy ____ (koken) bữa tối.
- Antwoord: đã nấu
4. Anh ____ (schrijven) một thư.
- Antwoord: đã viết
5. Chúng tôi ____ (leren) tiếng Việt.
- Antwoord: đã học
Oefening 2: Vertaal de zinnen naar het Vietnamees
Vertaal de volgende zinnen naar het Vietnamees.
1. Ik heb het boek gelezen.
- Antwoord: Tôi đã đọc sách.
2. Wij hebben gespeeld.
- Antwoord: Chúng tôi đã chơi.
3. Hij heeft het huis gekocht.
- Antwoord: Anh ấy đã mua nhà.
4. Zij heeft gebeld.
- Antwoord: Cô ấy đã gọi.
5. Ik heb geslapen.
- Antwoord: Tôi đã ngủ.
Oefening 3: Maak een zin
Maak een zin met de volgende woorden.
1. đã / học / tôi / tiếng Việt
- Antwoord: Tôi đã học tiếng Việt.
2. đã / đi / họ / đến / chợ
- Antwoord: Họ đã đi đến chợ.
3. đã / nấu / cô ấy / cơm
- Antwoord: Cô ấy đã nấu cơm.
4. đã / viết / anh ấy / thư
- Antwoord: Anh ấy đã viết thư.
5. đã / xem / chúng tôi / phim
- Antwoord: Chúng tôi đã xem phim.
Oefening 4: Kies het juiste werkwoord
Kies het juiste verleden tijd werkwoord om de zin te voltooien.
1. Tôi ____ (zien) một con mèo.
- Antwoord: đã thấy
2. Họ ____ (gaan) du lịch.
- Antwoord: đã đi
3. Cô ấy ____ (koken) một món ăn.
- Antwoord: đã nấu
4. Anh ____ (schrijven) một bài luận.
- Antwoord: đã viết
5. Chúng tôi ____ (spelen) một trò chơi.
- Antwoord: đã chơi
Oefening 5: Vul de juiste vorm in
Vul de juiste vorm van het verleden tijd werkwoord in.
1. Tôi ____ (leiden) cuộc họp.
- Antwoord: đã dẫn
2. Họ ____ (eten) sáng.
- Antwoord: đã ăn
3. Cô ấy ____ (kijken) vào gương.
- Antwoord: đã nhìn
4. Anh ____ (komen) về nhà.
- Antwoord: đã đến
5. Chúng tôi ____ (schrijven) thiệp.
- Antwoord: đã viết
Oefening 6: Vertaal de zinnen naar het Nederlands
Vertaal de volgende Vietnamese zinnen naar het Nederlands.
1. Tôi đã đọc sách.
- Antwoord: Ik heb een boek gelezen.
2. Họ đã chơi.
- Antwoord: Zij hebben gespeeld.
3. Cô ấy đã ăn.
- Antwoord: Zij heeft gegeten.
4. Anh ấy đã viết thư.
- Antwoord: Hij heeft een brief geschreven.
5. Chúng tôi đã đi.
- Antwoord: Wij zijn gegaan.
Oefening 7: Maak een vraag
Maak een vraag met de verleden tijd werkwoorden.
1. Bạn đã ăn chưa?
- Antwoord: Heb je gegeten?
2. Chị đã đi đâu?
- Antwoord: Waar ben je heen gegaan?
3. Họ đã làm gì?
- Antwoord: Wat hebben zij gedaan?
4. Tôi đã thấy ai?
- Antwoord: Wie heb ik gezien?
5. Bạn đã học tiếng gì?
- Antwoord: Welke taal heb je geleerd?
Oefening 8: Vul in met "đã" of "không"
Vul de zinnen in met "đã" of "không".
1. Tôi ____ đi chợ.
- Antwoord: đã
2. Anh ấy ____ học tiếng Việt.
- Antwoord: không
3. Họ ____ nấu ăn.
- Antwoord: đã
4. Cô ấy ____ đọc sách.
- Antwoord: không
5. Chúng tôi ____ xem phim.
- Antwoord: đã
Oefening 9: Compleet de zin
Maak de zin compleet met het juiste verleden tijd werkwoord.
1. Tôi ____ (zien) một con chó.
- Antwoord: đã thấy
2. Họ ____ (spelen) bóng đá.
- Antwoord: đã chơi
3. Cô ấy ____ (koken) món ăn ngon.
- Antwoord: đã nấu
4. Anh đã ____ (schrijven) báo cáo.
- Antwoord: đã viết
5. Chúng tôi ____ (gaan) nghỉ dưỡng.
- Antwoord: đã đi
Oefening 10: Vertaal naar het Vietnamees
Vertaal de volgende zinnen naar het Vietnamees.
1. Wij hebben gelachen.
- Antwoord: Chúng tôi đã cười.
2. Hij heeft gezongen.
- Antwoord: Anh ấy đã hát.
3. Zij heeft gedanst.
- Antwoord: Cô ấy đã nhảy.
4. Ik heb gefietst.
- Antwoord: Tôi đã đạp xe.
5. Zij hebben gezwommen.
- Antwoord: Họ đã bơi.
Met deze oefeningen heb je de kans om je begrip van verleden tijd werkwoorden in het Vietnamees te vergroten. Blijf oefenen en je zult snel meer vertrouwen krijgen in het gebruik van deze belangrijke grammaticale structuur.
Andere lessen
- Complete 0 tot A1 Vietnamese Course → Grammatica → Toekomstige Tijd Werkwoorden
- 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Zelfstandige naamwoorden en geslacht
- Complete 0 to A1 Vietnamese Course → Grammatica → Voornaamwoorden en Persoonlijke Voornaamwoorden
- Complete 0 to A1 Vietnamese Course → Grammatica → Bezittelijke voornaamwoorden
- 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Bijvoeglijke naamwoorden
- Complete 0 tot A1 Vietnamese Cursus → Grammatica → Adverbs
- Complete Vietnamese Course 0 tot A1 → Grammatica → Modale werkwoorden
- Beginnerscursus 0 tot A1 → Grammatica → Werkwoorden tegenwoordige tijd