Language/Korean/Grammar/Past-Tense/nl

From Polyglot Club WIKI
< Language‎ | Korean‎ | Grammar‎ | Past-Tense
Revision as of 04:16, 21 May 2023 by Maintenance script (talk | contribs) (Quick edit)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Jump to navigation Jump to search
Rate this lesson:
0.00
(0 votes)

Korean-Language-PolyglotClub.png
KoreaansGrammatica0 tot A1-cursusVerleden tijd

Verleden tijd

In deze les leer je hoe je de verleden tijd in het Koreaans gebruikt. Je leert hoe je verleden tijd werkwoorden vormt en hoe je ze gebruikt in zinnen om gebeurtenissen uit het verleden te beschrijven.

Werkwoorden in de verleden tijd

Om een werkwoord in de verleden tijd te vormen, voeg je -았/었 aan de stam van het werkwoord toe. Als het werkwoord eindigt op een medeklinker, gebruik je -았; als het eindigt op een klinker, gebruik je -었.

Koreaans Uitspraak Nederlands
가다 (ga-da) ka-da gaan
먹다 (meok-da) meok-da eten
자다 (ja-da) ja-da slapen
보다 (bo-da) bo-da zien

Voorbeeldzinnen

Hier zijn enkele voorbeeldzinnen om je te helpen de verleden tijd in context te begrijpen:

  • 나는 어제 학교에 갔어요. (na-neun eo-je hak-kyo-e ga-sseo-yo) - Ik ben gisteren naar school gegaan.
  • 우리는 어제 물을 마셨어요. (u-ri-neun eo-je mul-eul ma-syeo-sseo-yo) - We hebben gisteren water gedronken.
  • 그는 어제 일곱 시에 일어났어요. (geu-neun eo-je il-gop si-e i-reo-nass-eo-yo) - Hij stond gisteren om zeven uur op.
  • 나는 어제 영화를 봤어요. (na-neun eo-je yeong-hwa-reul bwass-eo-yo) - Ik heb gisteren een film gekeken.

Oefeningen

Vorm de verleden tijd van de volgende werkwoorden:

  1. 가다 (ga-da)
  2. 마시다 (ma-si-da)
  3. 사다 (sa-da)
  4. 보다 (bo-da)
  5. 일어나다 (i-reo-na-da)

Antwoorden

  1. 갔다 (ga-tta)
  2. 마셨다 (ma-syeot-tta)
  3. 샀다 (sat-tta)
  4. 봤다 (bwat-tta)
  5. 일어났다 (i-reo-nat-tta)



Contributors

Maintenance script


Create a new Lesson