Language/Portuguese/Grammar/Prepositions/nl

From Polyglot Club WIKI
Jump to navigation Jump to search
Rate this lesson:
0.00
(0 votes)


Portuguese-europe-brazil-polyglotclub.png
Portugees Grammatica0 tot A1 CursusVoorzetsels

In deze les gaan we ons verdiepen in een belangrijk aspect van de Portugese grammatica: voorzetsels. Voorzetsels zijn woorden die een relatie aangeven tussen andere woorden in een zin. Ze helpen ons te begrijpen waar iets zich bevindt, wanneer iets gebeurt of in welke richting iets gaat. Voor beginnende studenten is het cruciaal om deze woorden goed te begrijpen, omdat ze een fundament vormen voor het bouwen van correcte zinnen in het Portugees.

In deze les zullen we de volgende onderwerpen behandelen:

  • Wat zijn voorzetsels?
  • De verschillende soorten voorzetsels: locatie, tijd en richting
  • Voorbeelden van veelgebruikte voorzetsels
  • Oefeningen om je kennis te testen

Wat zijn voorzetsels?[edit | edit source]

Voorzetsels zijn woorden die helpen om de relatie tussen twee of meer woorden in een zin te verduidelijken. Ze zijn essentieel voor het vormen van correcte zinnen. In het Portugees, net als in het Nederlands, geven voorzetsels vaak informatie over plaats, tijd of richting.

Soorten voorzetsels[edit | edit source]

Er zijn verschillende soorten voorzetsels in het Portugees. We zullen ons concentreren op de meest voorkomende soorten: locatie, tijd en richting.

Locatievoorzetsels[edit | edit source]

Locatievoorzetsels geven aan waar iets zich bevindt. Hier zijn enkele voorbeelden:

Portugese Uitspraak Nederlandse vertaling
em ɛ̃ in
sobre ˈsobɾi op
sob ˈsob onder
ao lado de aʊ ˈlaðu dʒi naast
entre ˈẽtɾi tussen

Tijdvoorzetsels[edit | edit source]

Tijdvoorzetsels geven aan wanneer iets gebeurt. Hier zijn enkele voorbeelden:

Portugese Uitspraak Nederlandse vertaling
antes de ˈɐ̃tʃiʒ dʒi voor
depois de dʒeˈpojs dʒi na
durante duˈɾɐ̃tʃi tijdens
até aˈtɛ tot
entre ˈẽtɾi tussen

Richtingsvoorzetsels[edit | edit source]

Richtingsvoorzetsels geven aan waar iets naartoe gaat of in welke richting iets beweegt. Hier zijn enkele voorbeelden:

Portugese Uitspraak Nederlandse vertaling
para ˈpaɾa naar
de dʒi van
através de atɾaˈvɛʃ dʒi door
em direção a ẽ dʒiˈɾeˈsɐ̃u a in de richting van
contra ˈkõtɾa tegen

Voorbeelden van voorzetsels in zinnen[edit | edit source]

Hier zijn enkele voorbeelden van hoe je deze voorzetsels in zinnen kunt gebruiken:

Portugese Uitspraak Nederlandse vertaling
O livro está em cima da mesa. u ˈlivɾu iʃˈta ɛ̃ ˈsĩmɐ da ˈmezɐ Het boek ligt op de tafel.
Eu vou para o Brasil. ew ˈvo paɾa u bɾaˈziw Ik ga naar Brazilië.
A caneta está sob a cadeira. a kaˈnɛtɐ iʃˈta ˈsob a kaˈdeɾɐ De pen ligt onder de stoel.
Nós vamos ao cinema. nɔjz ˈvɐ̃mus aʊ siˈnɛmɐ Wij gaan naar de bioscoop.
Ela chega antes de mim. ˈɛlɐ ˈʃɛɡɐ ˈɐ̃tʃiʒ dʒi ˈmĩ Zij komt voor mij aan.

Oefeningen[edit | edit source]

Nu is het tijd om je kennis te testen! Hieronder vind je 10 oefeningen. Probeer ze op te lossen en controleer je antwoorden aan het einde van de les.

Oefening 1: Vul de juiste voorzetsels in[edit | edit source]

1. Eu vou ____ escola. (naar)

2. A bola está ____ mesa. (op)

3. Ele mora ____ Paris. (in)

4. Nós vamos ____ praia. (naar)

5. O gato está ____ cama. (onder)

Oefening 2: Vertaal de zinnen naar het Portugees[edit | edit source]

1. De hond ligt onder de tafel.

2. Zij komt naar het feest.

3. Wij zijn tussen de bomen.

4. Hij gaat naar huis.

5. Ik werk tijdens de vakantie.

Oefening 3: Maak zinnen met de gegeven voorzetsels[edit | edit source]

1. (tussen) - O carro está ____ os outros carros.

2. (voor) - A reunião é ____ amanhã.

3. (door) - Nós vamos andar ____ o parque.

4. (naast) - O banco está ____ a loja.

5. (tot) - A festa é ____ de 10 de abril.

Oefening 4: Kies het juiste voorzetsel[edit | edit source]

1. Eu vou ____ (a, para) a escola.

2. A caneta está ____ (em, sobre) a mesa.

3. O livro está ____ (entre, sobre) os dois cadernos.

4. A reunião é ____ (de, para) amanhã.

5. Nós vamos ____ (com, sem) o carro.

Oefening 5: Verbeter de zinnen[edit | edit source]

1. O gato está em cima de a mesa.

2. Eu vou para casa de a noite.

3. Ela está entre os amigos dela.

4. Nós trabalhamos durante a semana.

5. Ele vai para o cinema de carro.

Oplossingen voor de oefeningen[edit | edit source]

Hier zijn de oplossingen voor de oefeningen. Controleer je antwoorden en kijk waar je het goed of fout had.

Oplossingen Oefening 1[edit | edit source]

1. Eu vou para escola.

2. A bola está sobre mesa.

3. Ele mora em Paris.

4. Nós vamos para praia.

5. O gato está sob cama.

Oplossingen Oefening 2[edit | edit source]

1. O cachorro está sob a mesa.

2. Ela vem para a festa.

3. Estamos entre as árvores.

4. Ele vai para casa.

5. Eu trabalho durante as férias.

Oplossingen Oefening 3[edit | edit source]

1. (tussen) - O carro está entre os outros carros.

2. (voor) - A reunião é antes de amanhã.

3. (door) - Nós vamos andar através de o parque.

4. (naast) - O banco está ao lado de a loja.

5. (tot) - A festa é até 10 de abril.

Oplossingen Oefening 4[edit | edit source]

1. Eu vou para a escola.

2. A caneta está em a mesa.

3. O livro está entre os dois cadernos.

4. A reunião é para amanhã.

5. Nós vamos com o carro.

Oplossingen Oefening 5[edit | edit source]

1. O gato está em cima da mesa.

2. Eu vou para casa de a noite.

3. Ela está entre os amigos dela.

4. Nós trabalhamos durante a semana.

5. Ele vai para o cinema de carro.

Met deze oefeningen heb je de kans om je kennis van de Portugese voorzetsels te versterken. Het is belangrijk om te blijven oefenen, zodat je je vaardigheden kunt verbeteren en zelfverzekerd kunt communiceren in het Portugees.

Inhoudsopgave - Portugese Cursus - 0 tot A1[edit source]


Unit 1: Begroetingen en Basisuitdrukkingen


Unit 2: Werkwoorden - Tegenwoordige Tijd


Unit 3: Familie en Beschrijvingen


Unit 4: Werkwoorden - Toekomende en Voorwaardelijke Tijden


Unit 5: Portugese sprekende landen en culturen


Unit 6: Eten en drinken


Unit 7: Werkwoorden - Verleden Tijd


Unit 8: Reizen en Transport


Unit 9: Onbepaalde Voornaamwoorden en Voorzetsels


Unit 10: Gezondheid en Noodgevallen


Andere lessen[edit | edit source]


Contributors

Maintenance script


Create a new Lesson