Language/Portuguese/Grammar/Future-Tense/nl

From Polyglot Club WIKI
Jump to navigation Jump to search
Rate this lesson:
0.00
(0 votes)


Portuguese-europe-brazil-polyglotclub.png
Portugees Grammatica0 tot A1 CursusToekomende Tijd

Inleiding[edit | edit source]

Welkom bij de les over de toekomende tijd in het Portugees! Deze tijd is essentieel voor iedereen die de taal wil leren, omdat het je in staat stelt om te praten over toekomstige gebeurtenissen, plannen en verwachtingen. Of je nu een reis plant naar Portugal of een gesprek wilt voeren met een Portugees sprekende vriend, het beheersen van de toekomende tijd zal je communicatie enorm verbeteren.

In deze les zullen we de volgende onderwerpen behandelen:

  • Wat is de toekomende tijd?
  • Hoe werkwoorden in de toekomende tijd te vervoegen
  • Voorbeelden van zinnen in de toekomende tijd
  • Oefeningen om je kennis te testen

Laten we beginnen!

Wat is de toekomende tijd?[edit | edit source]

De toekomende tijd, ofwel de "futuro do presente," wordt gebruikt om acties of gebeurtenissen aan te duiden die in de toekomst zullen plaatsvinden. In het Portugees wordt deze tijd gevormd door een werkwoord in de onbepaalde wijs te combineren met een vorm van het werkwoord "ir" (gaan) of door specifieke uitgangen aan regelmatige en onregelmatige werkwoorden toe te voegen.

Hoe werkwoorden in de toekomende tijd te vervoegen[edit | edit source]

Er zijn twee manieren om de toekomende tijd te vormen:

1. Met het werkwoord "ir" (gaan):

Dit is de eenvoudigste manier om de toekomende tijd te vormen. Je gebruikt de vervoegingen van "ir" en voegt het hoofdtwerkwoord in de onbepaalde wijs toe.

  • Voorbeeld: "Eu vou estudar" (Ik ga studeren)

2. Vervoeging van regelmatige en onregelmatige werkwoorden:

Regelmatige werkwoorden worden vervoegd door specifieke uitgangen toe te voegen. De meest voorkomende regelmatige werkwoorden zijn -ar, -er en -ir. Hier is een overzicht:

Regelmatige werkwoorden[edit | edit source]

  • Werkwoorden eindigend op -ar:
  • eu (ik) + -arei
  • tu (jij) + -arás
  • ele/ela/você (hij/zij/u) + -ará
  • nós (wij) + -aremos
  • vós (jullie) + -areis
  • eles/elas/vocês (zij) + -arão
  • Werkwoorden eindigend op -er:
  • eu + -erei
  • tu + -erás
  • ele/ela/você + -erá
  • nós + -eremos
  • vós + -ereis
  • eles/elas/vocês + -erão
  • Werkwoorden eindigend op -ir:
  • eu + -irei
  • tu + -irás
  • ele/ela/você + -irá
  • nós + -iremos
  • vós + -ireis
  • eles/elas/vocês + -irão

Onregelmatige werkwoorden[edit | edit source]

Er zijn ook enkele onregelmatige werkwoorden in de toekomende tijd. Hier zijn een paar voorbeelden:

  • Fazer (doen/maken):
  • eu farei
  • tu farás
  • ele/ela/você fará
  • nós faremos
  • vós fareis
  • eles/elas/vocês farão
  • Dizer (zeggen):
  • eu direi
  • tu dirás
  • ele/ela/você dirá
  • nós diremos
  • vós direis
  • eles/elas/vocês dirão

Voorbeelden van zinnen in de toekomende tijd[edit | edit source]

Hieronder staan enkele voorbeelden van zinnen in de toekomende tijd. We zullen ze in een tabel weergeven om het overzichtelijk te maken.

Portugese Uitspraak Nederlandse vertaling
Eu vou estudar amanhã. eʊ voʊ es.tuˈdaɾ aˈmaɲɐ Ik ga morgen studeren.
Tu irás ao mercado. tu iˈɾaʃ aw meʁˈkaðu Jij gaat naar de markt.
Ele fará um bolo. ˈɛ.le faˈɾa ũ ˈbo.lo Hij gaat een taart maken.
Nós viajaremos para Portugal. nɔs vi.aʒaˈɾe.mus ˈpa.ɾɐ poʁtuˈɡaw Wij zullen naar Portugal reizen.
Eles dirão a verdade. ˈe.leɪs dʒiˈɾãw a veʁˈda.dʒi Zij zullen de waarheid zeggen.
Você vai trabalhar amanhã. voˈse vaɪ tɾa.baˈʁaʊ̯ aˈmaɲɐ U gaat morgen werken.
Eu irei ao cinema. eʊ iˈɾeɪ aw siˈne.mɐ Ik ga naar de bioscoop.
Nós teremos um encontro. nɔs teˈɾe.mus ũ ẽˈkũ.tɾu Wij zullen een ontmoeting hebben.
Tu farás a lição. tu faˈɾas a liˈsɐ̃w Jij zult de les maken.
Eles vão assistir à televisão. ˈe.leɪs vɐ̃w a.sisˈtiʁ a te.le.ziˈɐ̃w Zij gaan televisie kijken.

Oefeningen[edit | edit source]

Nu is het tijd om te oefenen! Hier zijn tien oefeningen waarmee je de toekomende tijd kunt toepassen.

1. Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

  • Eu ______ (estudar) para o exame. (ik ga studeren voor het examen)
  • Antwoord: Eu vou estudar para o exame.

2. Maak een zin met "tu" en "ir" + "jogar" (jij gaat spelen).

  • Antwoord: Tu vais jogar.

3. Vervoeg het werkwoord "fazer" in de toekomende tijd voor "ele".

  • Antwoord: Ele fará.

4. Schrijf een zin met "nós" en "assistir" (wij gaan kijken).

  • Antwoord: Nós vamos assistir.

5. Vertaal naar het Portugees: "Zij zullen naar huis gaan."

  • Antwoord: Elas vão para casa.

6. Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

  • Você ______ (viajar) para o Brasil. (U gaat naar Brazilië reizen)
  • Antwoord: Você vai viajar para o Brasil.

7. Maak een zin met "eu" en "ter" (ik ga hebben).

  • Antwoord: Eu vou ter.

8. Vervoeg het werkwoord "dizer" in de toekomende tijd voor "vocês".

  • Antwoord: Vocês dirão.

9. Schrijf een zin met "tu" en "comer" (jij gaat eten).

  • Antwoord: Tu vais comer.

10. Vertaal naar het Portugees: "Wij zullen het boek lezen."

  • Antwoord: Nós leremos o livro.

Gefeliciteerd! Je hebt de basis van de toekomende tijd in het Portugees geleerd. Blijf oefenen en je zult snel zelfverzekerd kunnen communiceren over toekomstige gebeurtenissen.

Inhoudsopgave - Portugese Cursus - 0 tot A1[edit source]


Unit 1: Begroetingen en Basisuitdrukkingen


Unit 2: Werkwoorden - Tegenwoordige Tijd


Unit 3: Familie en Beschrijvingen


Unit 4: Werkwoorden - Toekomende en Voorwaardelijke Tijden


Unit 5: Portugese sprekende landen en culturen


Unit 6: Eten en drinken


Unit 7: Werkwoorden - Verleden Tijd


Unit 8: Reizen en Transport


Unit 9: Onbepaalde Voornaamwoorden en Voorzetsels


Unit 10: Gezondheid en Noodgevallen


Andere lessen[edit | edit source]


Contributors

Maintenance script


Create a new Lesson