Language/French/Grammar/Partitive-Articles/nl

From Polyglot Club WIKI
Jump to navigation Jump to search
Rate this lesson:
0.00
(0 votes)


French-Language-PolyglotClub.png
Frans Grammatica0 tot A1 CursusPartitieve Lidwoorden

Inleiding[edit | edit source]

Welkom bij onze les over partitieve lidwoorden in het Frans! Dit is een belangrijk onderwerp, vooral als je wilt leren hoe je over voedsel en dranken kunt praten. In deze les gaan we ontdekken hoe je in het Frans de hoeveelheid van iets kunt uitdrukken, wat essentieel is voor alledaagse gesprekken. Of je nu een croissant in een café bestelt of vraagt om wat water, de partitieve lidwoorden zullen je helpen om je ideeën duidelijk over te brengen.

Wat zijn partitieve lidwoorden? Ze worden gebruikt om een onbepaalde hoeveelheid van iets aan te geven. In tegenstelling tot de bepaalde lidwoorden (le, la, les), die verwijzen naar specifieke dingen, verwijzen de partitieve lidwoorden naar een deel van iets dat niet precies gedefinieerd is. Dit maakt ze erg handig in de Franse taal.

In deze les zullen we de volgende onderwerpen behandelen:

  • Wat zijn partitieve lidwoorden?
  • De soorten partitieve lidwoorden
  • Voorbeelden van gebruik
  • Oefeningen om je kennis te testen

Wat zijn partitieve lidwoorden?[edit | edit source]

Partitieve lidwoorden worden gebruikt om een onbepaalde hoeveelheid aan te duiden van onmeetbare zelfstandige naamwoorden, zoals voedsel, dranken en andere substanties. In het Frans hebben we drie belangrijke partitieve lidwoorden:

  • Du (voor mannelijk enkelvoud)
  • De la (voor vrouwelijk enkelvoud)
  • De l' (voor enkelvoudige zelfstandige naamwoorden die beginnen met een klinker of een stomme h)

Voorbeeld:

| Frans  !! Uitspraak  !! Nederlands |

|---------------!!------------------!!-------------------------|

| du pain || dy pɛ̃ || brood |

| de la confiture || də la kɔ̃fytyʁ || jam |

| de l'eau || də lo || water |

Soorten partitieve lidwoorden[edit | edit source]

Laten we nu dieper ingaan op de verschillende soorten partitieve lidwoorden en hun gebruik.

Du[edit | edit source]

Het lidwoord du wordt gebruikt voor onbepaalde hoeveelheden van mannelijke zelfstandige naamwoorden.

Voorbeelden:

| Frans  !! Uitspraak  !! Nederlands |

|-------------!!----------------!!--------------------|

| du fromage || dy fʁɔmaʒ || kaas |

| du chocolat || dy ʃɔkola || chocolade |

| du vin || dy vɛ̃ || wijn |

De la[edit | edit source]

Het lidwoord de la wordt gebruikt voor onbepaalde hoeveelheden van vrouwelijke zelfstandige naamwoorden.

Voorbeelden:

| Frans  !! Uitspraak  !! Nederlands |

|----------------!!--------------------!!---------------------|

| de la viande || də la vjɑ̃d || vlees |

| de la salade || də la salad || salade |

| de la soupe || də la sup || soep |

De l'[edit | edit source]

Het lidwoord de l' wordt gebruikt voor onbepaalde hoeveelheden van zelfstandige naamwoorden die beginnen met een klinker of een stomme h, ongeacht het geslacht.

Voorbeelden:

| Frans  !! Uitspraak  !! Nederlands |

|---------------!!------------------!!-------------------------|

| de l'eau || də lo || water |

| de l'huile || də lʊil || olie |

| de l'orange || də l‿ɔʁɑ̃ʒ || sinaasappel |

Voorbeelden van gebruik[edit | edit source]

Laten we nu enkele zinnen bekijken waarin we partitieve lidwoorden gebruiken. Dit zal je helpen om hun toepassing in context te begrijpen.

| Frans  !! Uitspraak  !! Nederlands |

|-------------------------------------!!----------------------------------------!!-----------------------------------|

| Je veux du fromage. || ʒə vø dy fʁɔmaʒ || Ik wil kaas. |

| Elle prend de la confiture. || ɛl pʁɑ̃ də la kɔ̃fytyʁ || Zij neemt jam. |

| Il boit de l'eau. || il bwa də lo || Hij drinkt water. |

| Nous mangeons du pain. || nu mɑ̃ʒɔ̃ dy pɛ̃ || Wij eten brood. |

| Vous achetez de la viande. || vu zaʃəte də la vjɑ̃d || Jullie kopen vlees. |

| Ils veulent de l'orange. || il vœl də l‿ɔʁɑ̃ʒ || Zij willen sinaasappel. |

| Je prends du vin. || ʒə pʁɑ̃ dy vɛ̃ || Ik neem wijn. |

| Elle fait de la salade. || ɛl fɛ də la salat || Zij maakt salade. |

| Nous avons de l'huile. || nu avɔ̃ də lʊil || Wij hebben olie. |

| Tu veux de la soupe? || ty vø də la sup || Wil je soep? |

Oefeningen[edit | edit source]

Nu is het tijd om te oefenen! Hieronder vind je 10 oefeningen om je begrip van partitieve lidwoorden te testen. Probeer ze zelf op te lossen voordat je naar de antwoorden kijkt.

Oefening 1: Vul de lege plekken in[edit | edit source]

Vul de ontbrekende partitieve lidwoorden in de volgende zinnen.

1. Je veux ___ chocolat.

2. Elle boit ___ eau.

3. Nous prenons ___ viande.

4. Ils mangent ___ pain.

5. Vous avez ___ confiture?

Oefening 2: Kies het juiste lidwoord[edit | edit source]

Kies het juiste partitieve lidwoord voor elke zin.

1. Je veux ___ (du/de la) salade.

2. Nous avons ___ (de l/du) fromage.

3. Il prend ___ (de la/de l') huile.

4. Elle veut ___ (du/de la) chocolat.

5. Ils boivent ___ (de l/du) vin.

Oefening 3: Vertaal de zinnen[edit | edit source]

Vertaal de volgende zinnen naar het Frans.

1. Ik wil water.

2. Zij hebben kaas.

3. Wij drinken wijn.

4. Jij neemt jam.

5. Hij eet soep.

Oefening 4: Maak een zin[edit | edit source]

Maak een zin met elk van de gegeven partitieve lidwoorden.

1. Du

2. De la

3. De l'

Oefening 5: Identificeer het lidwoord[edit | edit source]

Identificeer het partitieve lidwoord in de volgende zinnen.

1. Je veux du pain.

2. Il boit de l'eau.

3. Zij eten de la viande.

4. Wij bestellen de l'orange.

5. Jullie hebben de la confiture.

Oefening 6: Vul de juiste vorm in[edit | edit source]

Vul de juiste vorm van het partitieve lidwoord in.

1. ___ (du/de la) fromage est délicieux.

2. Je neem ___ (de l/du) jus d'orange.

3. Nous avons ___ (de la/de l') crème.

4. Ik wil ___ (du/de la) salade.

5. Zij drinken ___ (de l/du) bier.

Oefening 7: Kies het juiste antwoord[edit | edit source]

Kies het juiste antwoord voor de volgende vragen.

1. Wat wil je drinken? (de l'eau / du vin)

2. Heb je kaas? (de la / du fromage)

3. Wil je soep? (de la / de l'soupe)

4. Drink je wijn? (du / de l'vin)

5. Heb je jam? (de la / du confiture)

Oefening 8: Vul de lege plekken in[edit | edit source]

Vul de ontbrekende partitieve lidwoorden in de volgende zinnen.

1. Je prends ___ café.

2. Zij willen ___ cola.

3. Wij hebben ___ melk.

4. Hij eet ___ rijst.

5. Jij drinkt ___ thee.

Oefening 9: Omschrijf de hoeveelheid[edit | edit source]

Schrijf een korte beschrijving van de hoeveelheid die je wilt hebben van de volgende items.

1. Brood

2. Water

3. Fruit

4. Vlees

5. Groenten

Oefening 10: Vertaal en gebruik[edit | edit source]

Vertaal de volgende zinnen naar het Frans en gebruik het juiste partitieve lidwoord.

1. Wij willen een beetje salade.

2. Jij hebt veel jam.

3. Hij drinkt geen wijn.

4. Zij eten geen vlees.

5. Ik heb weinig water.

Antwoorden op de oefeningen[edit | edit source]

Hier zijn de antwoorden op de oefeningen. Controleer je werk en zie hoe goed je het hebt gedaan!

Antwoorden Oefening 1[edit | edit source]

1. du

2. de l'

3. de la

4. du

5. de la

Antwoorden Oefening 2[edit | edit source]

1. de la

2. du

3. de l'

4. du

5. de l'

Antwoorden Oefening 3[edit | edit source]

1. Je veux de l'eau.

2. Elles ont du fromage.

3. Nous buvons du vin.

4. Tu prends de la confiture.

5. Il mange de la soupe.

Antwoorden Oefening 4[edit | edit source]

Voorbeeldzinnen:

1. Je veux du pain.

2. Elle fait de la salade.

3. Il a de l'eau.

Antwoorden Oefening 5[edit | edit source]

1. du

2. de l'

3. de la

4. de l'

5. de la

Antwoorden Oefening 6[edit | edit source]

1. du

2. de l'

3. de la

4. du

5. de l'

Antwoorden Oefening 7[edit | edit source]

1. de l'eau

2. du fromage

3. de la

4. du

5. de la

Antwoorden Oefening 8[edit | edit source]

1. de la

2. de la

3. de la

4. de la

5. de la

Antwoorden Oefening 9[edit | edit source]

Je antwoorden kunnen variëren, maar zouden bijvoorbeeld kunnen zijn:

1. Een beetje brood.

2. Een glas water.

3. Een paar stukken fruit.

4. Een beetje vlees.

5. Een handvol groenten.

Antwoorden Oefening 10[edit | edit source]

1. Nous voulons un peu de salade.

2. Tu as beaucoup de confiture.

3. Il ne boit pas de vin.

4. Elles ne mangent pas de viande.

5. J'ai peu d'eau.


Andere lessen[edit | edit source]


Contributors

Maintenance script


Create a new Lesson