Language/French/Vocabulary/Family-Members/nl

Uit Polyglot Club WIKI
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
This lesson can still be improved. EDIT IT NOW! & become VIP
Rate this lesson:
0.00
(0 stemmen)

French-Language-PolyglotClub.png
FransWoordenschatComplete 0 tot A1 Franse cursusFamilieleden

Familieleden[bewerken | brontekst bewerken]

Een familie is van groot belang voor de Fransen. Er zijn vele woorden waarmee familieleden in het Frans worden aangeduid, en het is belangrijk om ze te kennen om een goed gesprek te kunnen voeren. Hieronder vind je de lijst die we in deze les zullen behandelen.

Ouders[bewerken | brontekst bewerken]

Vader - Le père - /lə pɛʁ/

Moeder - La mère - /la mɛʁ/

Ouders - Les parents - /le paʁɑ̃/

Vader en moeder - Les parents - /le paʁɑ̃/

Grootouders[bewerken | brontekst bewerken]

Grootvader - Le grand-père - /lə ɡʁɑ̃ pɛʁ/

Grootmoeder - La grand-mère - /la ɡʁɑ̃ mɛʁ/

Grootouders - Les grands-parents - /le ɡʁɑ̃ paʁɑ̃/

Opa - Le grand-père - /lə ɡʁɑ̃ pɛʁ/

Oma - La grand-mère - /la ɡʁɑ̃ mɛʁ/

Kinderen[bewerken | brontekst bewerken]

Zoon - Le fils - /lə fis/

Dochter - La fille - /la fij/

Kinderen - Les enfants - /le zɑ̃fɑ̃/

Zoon en dochter - Les enfants - /le zɑ̃fɑ̃/

Andere familieleden[bewerken | brontekst bewerken]

Broer - Le frère - /lə fʁɛʁ/

Zus - La soeur - /la sœʁ/

Oom - L'oncle - /lɔ̃kl/

Tante - La tante - /la tɑ̃t/

Nicht - La nièce - /la njɛs/

Neef - Le neveu - /lə nəvø/

Woordencombinaties[bewerken | brontekst bewerken]

Oudere broer - Le grand frère - /lə ɡʁɑ̃ fʁɛʁ/

Jongere broer - Le petit frère - /lə pəti fʁɛʁ/

Oudere zus - La grande soeur - /la ɡʁɑ̃d sœʁ/

Jongere zus - La petite soeur - /la pətit sœʁ/

Schoonmoeder - La belle-mère - /la bɛl mɛʁ/

Schoonvader - Le beau-père - /lə bo pɛʁ/

Schoonzus - La belle-soeur - /la bɛl sœʁ/

Schoonbroer - Le beau-frère - /lə bo fʁɛʁ/

Conversatie voorbeelden[bewerken | brontekst bewerken]

Hieronder vindt u enkele voorbeeldzinnen die u kunt gebruiken om te oefenen met de woorden die u in deze les hebt geleerd:

Mon père est dentiste. - Mijn vader is tandarts.

Ma mère travaille dans une banque. - Mijn moeder werkt in een bank.

Mes parents habitent en Normandie. - Mijn ouders wonen in Normandië.

Ma soeur a deux enfants. - Mijn zus heeft twee kinderen.

Mon frère est marié. - Mijn broer is getrouwd.

Ma tante habite à Paris. - Mijn tante woont in Parijs.

Lors des repas de famille, nous aimons parler de nos grands-parents. - Tijdens familiebijeenkomsten praten we graag over onze grootouders.

Afsluiting[bewerken | brontekst bewerken]

In deze les hebben we veel woorden geleerd om familieleden in het Frans aan te duiden. Oefen deze woorden regelmatig om ze goed te kunnen onthouden. Tot de volgende les!



Video's[bewerken | brontekst bewerken]

De familieleden in het Frans - YouTube[bewerken | brontekst bewerken]


Andere lessen[bewerken | brontekst bewerken]


Contributors

Maintenance script


Create a new Lesson