Language/Portuguese/Grammar/Irregular-Verbs/nl





































Inleiding[edit | edit source]
Welkom bij deze les over ongeregelde werkwoorden in het Portugees! Het begrijpen van ongeregelde werkwoorden is essentieel voor iedereen die de Portugese taal wil beheersen. In tegenstelling tot regelmatige werkwoorden, volgen ongeregelde werkwoorden vaak niet de standaardregels voor vervoeging. Dit kan aanvankelijk een uitdaging zijn, maar met de juiste oefeningen en voorbeelden leer je ze snel onder de knie te krijgen.
In deze les gaan we ons verdiepen in de vervoegingen van enkele veelvoorkomende ongeregelde werkwoorden in de tegenwoordige tijd. We zullen voorbeelden bekijken, uitleg geven over de regels en oefeningen aanbieden om je kennis te testen.
Wat zijn ongeregelde werkwoorden?[edit | edit source]
Ongeregelde werkwoorden zijn werkwoorden die niet volgens de standaard vervoegingspatronen gaan. Dit betekent dat hun stam of uitgang kan veranderen afhankelijk van de persoon of het getal. In het Portugees zijn er enkele ongeregelde werkwoorden die heel vaak worden gebruikt, zoals "ser" (zijn), "ter" (hebben) en "ir" (gaan).
Voorbeeldtabel van ongeregelde werkwoorden[edit | edit source]
Laten we een aantal ongeregelde werkwoorden bekijken en hun vervoegingen in de tegenwoordige tijd:
Portugees | Uitsprake | Nederlands |
---|---|---|
ser | seɾ | zijn |
ter | teɾ | hebben |
ir | iɾ | gaan |
fazer | faˈzeɾ | doen |
dizer | dʒiˈzeɾ | zeggen |
poder | poˈdeɾ | kunnen |
ver | veɾ | zien |
saber | saˈbeɾ | weten |
trazer | tɾaˈzeɾ | brengen |
ficar | fiˈkaɾ | blijven |
Vervoegingen van ongeregelde werkwoorden[edit | edit source]
Hieronder staan de vervoegingen van enkele belangrijke ongeregelde werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
Werkwoord "ser" (zijn)[edit | edit source]
Persoon | Vervoeging | Nederlands |
---|---|---|
Eu (ik) | sou | ben |
Tu (jij) | és | bent |
Ele/Ela (hij/zij) | é | is |
Nós (wij) | somos | zijn |
Vós (jullie) | sois | zijn |
Eles/Elas (zij) | são | zijn |
Werkwoord "ter" (hebben)[edit | edit source]
Persoon | Vervoeging | Nederlands |
---|---|---|
Eu (ik) | tenho | heb |
Tu (jij) | tens | hebt |
Ele/Ela (hij/zij) | tem | heeft |
Nós (wij) | temos | hebben |
Vós (jullie) | tendes | hebben |
Eles/Elas (zij) | têm | hebben |
Werkwoord "ir" (gaan)[edit | edit source]
Persoon | Vervoeging | Nederlands |
---|---|---|
Eu (ik) | vou | ga |
Tu (jij) | vais | gaat |
Ele/Ela (hij/zij) | vai | gaat |
Nós (wij) | vamos | gaan |
Vós (jullie) | ides | gaan |
Eles/Elas (zij) | vão | gaan |
Veelvoorkomende ongeregelde werkwoorden[edit | edit source]
Laten we nu enkele andere ongeregelde werkwoorden in detail bekijken:
Werkwoord "fazer" (doen)[edit | edit source]
- Eu faço (ik doe)
- Tu fazes (jij doet)
- Ele/Ela faz (hij/zij doet)
Werkwoord "dizer" (zeggen)[edit | edit source]
- Eu digo (ik zeg)
- Tu dizes (jij zegt)
- Ele/Ela diz (hij/zij zegt)
Werkwoord "poder" (kunnen)[edit | edit source]
- Eu posso (ik kan)
- Tu podes (jij kunt)
- Ele/Ela pode (hij/zij kan)
Werkwoord "ver" (zien)[edit | edit source]
- Eu vejo (ik zie)
- Tu vês (jij ziet)
- Ele/Ela vê (hij/zij ziet)
Werkwoord "saber" (weten)[edit | edit source]
- Eu sei (ik weet)
- Tu sabes (jij weet)
- Ele/Ela sabe (hij/zij weet)
Werkwoord "trazer" (brengen)[edit | edit source]
- Eu trago (ik breng)
- Tu trazes (jij brengt)
- Ele/Ela traz (hij/zij brengt)
Werkwoord "ficar" (blijven)[edit | edit source]
- Eu fico (ik blijf)
- Tu ficas (jij blijft)
- Ele/Ela fica (hij/zij blijft)
Oefeningen[edit | edit source]
Nu is het tijd om wat te oefenen! Hier zijn enkele oefeningen om je kennis van ongeregelde werkwoorden in de tegenwoordige tijd te testen.
Oefening 1: Vervoeg de werkwoorden[edit | edit source]
Vervoeg de volgende werkwoorden in de tegenwoordige tijd voor alle personen:
1. ter
2. ir
3. ser
Oefening 2: Vertaal de zinnen[edit | edit source]
Vertaal de volgende zinnen naar het Portugees:
1. Ik ben hier.
2. Jij hebt een boek.
3. Wij gaan naar school.
Oefening 3: Vul de lege plekken in[edit | edit source]
Vul de lege plekken in met de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd:
1. Eu ___ (ter) um carro.
2. Tu ___ (ir) ao mercado.
3. Eles ___ (fazer) a tarefa.
Oefening 4: Maak vragen[edit | edit source]
Maak vragen met de volgende werkwoorden:
1. saber
2. fazer
3. ir
Oefening 5: Schrijf een kort verhaal[edit | edit source]
Schrijf een kort verhaal van 5 zinnen waarin je de ongeregelde werkwoorden gebruikt.
Antwoorden op de oefeningen[edit | edit source]
Antwoorden Oefening 1[edit | edit source]
1. ter:
- Eu tenho
- Tu tens
- Ele/Ela tem
- Nós temos
- Vós tendes
- Eles/Elas têm
2. ir:
- Eu vou
- Tu vais
- Ele/Ela vai
- Nós vamos
- Vós ides
- Eles/Elas vão
3. ser:
- Eu sou
- Tu és
- Ele/Ela é
- Nós somos
- Vós sois
- Eles/Elas são
Antwoorden Oefening 2[edit | edit source]
1. Eu estou aqui.
2. Tu tens um livro.
3. Nós vamos para a escola.
Antwoorden Oefening 3[edit | edit source]
1. Eu tenho um carro.
2. Tu vais ao mercado.
3. Eles fazem a tarefa.
Antwoorden Oefening 4[edit | edit source]
1. O que você sabe?
2. O que você faz?
3. Para onde você vai?
Antwoorden Oefening 5[edit | edit source]
Antwoorden kunnen variëren, maar zorg ervoor dat je de ongeregelde werkwoorden correct gebruikt.
Gefeliciteerd! Je hebt nu een basiskennis van ongeregelde werkwoorden in het Portugees. Blijf oefenen en je zult zien dat je steeds beter wordt!
Andere lessen[edit | edit source]
- Van 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Regelmatige Werkwoorden
- 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Onbepaalde Voornaamwoorden
- Complete 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Conditionele Werkwoordsvormen
- 0 tot A1 cursus → Grammatica → Ser en Estar
- 0 tot A1-cursus → Grammatica → Voorzetsels
- 0 to A1 Course
- Complete 0 tot A1 Portugees Cursus → Grammatica → Toekomende Tijd