Difference between revisions of "Language/Spanish/Grammar/Ser-and-Estar/nl"

From Polyglot Club WIKI
Jump to navigation Jump to search
m (Quick edit)
m (Quick edit)
Line 146: Line 146:
===Flip Spaans: Ser en estar - YouTube===
===Flip Spaans: Ser en estar - YouTube===
<youtube>https://www.youtube.com/watch?v=oc3bsyvBgiE</youtube>
<youtube>https://www.youtube.com/watch?v=oc3bsyvBgiE</youtube>
==Andere lessen==
* [[Language/Spanish/Grammar/Present-Tense-Verbs/nl|Complete 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Tegenwoordige Tijd Werkwoorden]]
* [[Language/Spanish/Grammar/Indirect-Object-Pronouns/nl|Complete 0 tot A1 Spaanse Cursus → Grammatica → Indirecte Object Voornaamwoorden]]
* [[Language/Spanish/Grammar/Direct-Object-Pronouns/nl|Complete 0 tot A1 Spaans Cursus → Grammatica → Directe Object Pronouns]]
* [[Language/Spanish/Grammar/Subject-Pronouns/nl|Complete 0 tot A1 Spaanse Cursus → Grammatica → Onderwerp Voornaamwoorden]]
* [[Language/Spanish/Grammar/The-Spanish-Alphabet-and-Pronunciation/nl|0 tot A1 Cursus → Grammatica → Het Spaanse Alfabet en Uitspraak]]
* [[Language/Spanish/Grammar/Descriptive-Adjectives/nl|0 tot A1-cursus → Grammatica → Beschrijvende Bijvoeglijke Naamwoorden]]
* [[Language/Spanish/Grammar/Demonstrative-Adjectives/nl|0 tot A1-cursus → Grammatica → Demonstratieve bijvoeglijke naamwoorden]]
* [[Language/Spanish/Grammar/Definite-and-Indefinite-Articles/nl|Volledige cursus 0 tot A1 → Grammatica → Bepaalde en Onbepaalde Lidwoorden]]
* [[Language/Spanish/Grammar/0-to-A1-Course/nl|0 to A1 Course]]
* [[Language/Spanish/Grammar/Nouns-and-Gender/nl|Complete 0 tot A1-cursus → Grammatica → Zelfstandige naamwoorden en geslacht]]
* [[Language/Spanish/Grammar/Reflexive-Verbs/nl|Volledige 0 tot A1 Spaanse cursus → Grammatica → Wederkerende Werkwoorden]]
* [[Language/Spanish/Grammar/Por-vs-Para/nl|Por vs Para]]


{{Spanish-Page-Bottom}}
{{Spanish-Page-Bottom}}

Revision as of 15:32, 13 May 2023

Spanish-Language-PolyglotClub.png
Spanish-Countries-PolyglotClub.jpg
SpaansGrammaticaVan 0 tot A1 CursusSer en Estar

Belangrijke grammaticale kwesties

In deze les zullen we de twee belangrijkste werkwoorden voor 'zijn' in het Spaans leren kennen: 'ser' en 'estar'. Beide werkwoorden betekenen 'zijn', maar ze worden in verschillende situaties gebruikt. We zullen de belangrijkste verschillen tussen deze twee werkwoorden leren kennen en hoe ze correct kunnen worden gebruikt.

Ser

Het werkwoord 'ser' wordt gebruikt om de volgende situaties uit te drukken:

Identiteit

  • Voorbeelden:
Spaans Uitspraak Nederlands
Yo soy José. jo soi xo'se Ik ben José.
Ella es mi hermana. e'ʎa es mi er'mana Zij is mijn zus.
Ellos son mis amigos. 'el.ʎos son mis a'miɣos Zij zijn mijn vrienden.

Nationaliteit

  • Voorbeelden:
Spaans Uitspraak Nederlands
Yo soy francés. jo soi fran'ses Ik ben Frans.
Ella es española. e'ʎa es espa'ɲola Zij is Spaans.
Ellos son mexicanos. 'el.ʎos son meksi'kanos Zij zijn Mexicaans.

Beroep

  • Voorbeelden:
Spaans Uitspraak Nederlands
Yo soy profesor. jo soi profe'sor Ik ben leraar.
Ella es doctora. e'ʎa es dok'tora Zij is dokter.
Ellos son estudiantes. 'el.ʎos son es.tu'ðjantes Zij zijn studenten.

Persoonlijkheid

  • Voorbeelden:
Spaans Uitspraak Nederlands
Mi novia es simpática. mi no'βja es sim'patika Mijn vriendin is vriendelijk.
Mi amigo es inteligente. mi a'miɣo es in.telixen'te Mijn vriend is intelligent.
Mi hermana es fuerte. mi er'mana es 'fwer.te Mijn zus is sterk.

Estar

Het werkwoord 'estar' wordt gebruikt om de volgende situaties uit te drukken:

Locatie

  • Voorbeelden:
Spaans Uitspraak Nederlands
Yo estoy en casa. jo es'toi en 'kasa Ik ben thuis.
El libro está en la mesa. el 'liβɾo es'ta en la 'mesa Het boek is op de tafel.
Los niños están en el parque. los 'niɲos es'tan en el 'paɾke De kinderen zijn in het park.

Tijdelijke toestand

  • Voorbeelden:
Spaans Uitspraak Nederlands
Estoy cansado. es'toi kan'sado Ik ben moe.
Ella está enferma. e'ʎa es'ta en'feɾma Zij is ziek.
Ellos están contentos. 'el.ʎos es'tan kon'tentos Zij zijn blij.

Bepaalde eigenschap

  • Voorbeelden:
Spaans Uitspraak Nederlands
La casa está limpia. la 'kasa es'ta 'limpa Het huis is schoon.
El coche está averiado. el 'kotʃe es'ta aβe'ɾjado De auto is kapot.
La comida está fría. la ko'miða es'ta 'fɾia Het eten is koud.

Oefeningen

  • Gebruik 'ser' of 'estar' om de juiste vorm in te vullen:
  1. Yo ___ francés. (ser)
  2. Ella ___ en el cine. (estar)
  3. Los perros ___ en el jardín. (estar)
  4. Mi hermano ___ inteligente. (ser)
  5. El agua ___ fría. (estar)
  • Vertaal de volgende zinnen naar het Spaans:
  1. Ik ben moe.
  2. Hij is mijn vriend.
  3. De kamer is schoon.
  4. Wij zijn Spaans.
  5. Zij zijn in het park.



Video's

Flip Spaans: Ser en estar - YouTube


Andere lessen