Language/French/Grammar/Common-Irregular-Verbs/nl





































Welkom bij de les over veelvoorkomende onregelmatige werkwoorden in het Frans! Dit is een cruciaal onderdeel van de Franse grammatica, vooral als je net begint met het leren van de taal. Onregelmatige werkwoorden zijn de bouwstenen van veel zinnen, en zonder ze te begrijpen, kan het lastig zijn om je goed uit te drukken. In deze les zullen we de belangrijkste onregelmatige werkwoorden in het Frans verkennen, hun vervoegingen leren, en manieren bekijken om ze in de praktijk toe te passen.
Waarom zijn onregelmatige werkwoorden belangrijk?[edit | edit source]
Onregelmatige werkwoorden wijken af van de gebruikelijke vervoegingspatronen in het Frans. Dit maakt ze soms moeilijk te leren, maar ze zijn essentieel voor het begrijpen en gebruiken van de taal in dagelijkse situaties. Bij het communiceren in het Frans zul je vaak deze werkwoorden tegenkomen. Daarom is het belangrijk om ze goed te beheersen.
Wat gaan we behandelen?[edit | edit source]
In deze les zullen we het volgende behandelen:
- Een lijst van de 20 meest voorkomende onregelmatige werkwoorden
- Hun vervoegingen in de tegenwoordige tijd
- Praktische oefeningen om je kennis te testen
Veelvoorkomende Onregelmatige Werkwoorden[edit | edit source]
Hier is een lijst van enkele van de meest voorkomende onregelmatige werkwoorden in het Frans. We zullen ze in detail bekijken, inclusief hun vervoegingen.
Frans | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
être | ɛtʁ | zijn |
avoir | avwaʁ | hebben |
aller | ale | gaan |
faire | fɛʁ | doen/maken |
pouvoir | puvwaʁ | kunnen |
vouloir | vulwaʁ | willen |
savoir | savwaʁ | weten |
devoir | dəvwaʁ | moeten |
dire | diʁ | zeggen |
prendre | pʁɑ̃dʁ | nemen |
voir | vwaʁ | zien |
mettre | mɛtʁ | plaatsen |
écrire | ekʁiʁ | schrijven |
lire | liʁ | lezen |
connaître | kɔnɛtʁ | kennen |
croire | kʁwaʁ | geloven |
vivre | vivʁ | leven |
sortir | sɔʁtiʁ | uitgaan |
partir | paʁtiʁ | vertrekken |
tomber | tɔ̃be | vallen |
rester | ʁɛste | blijven |
Vervoegingen van de Onregelmatige Werkwoorden[edit | edit source]
Laten we nu kijken naar de vervoegingen van een aantal van deze onregelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd. Dit zijn de werkwoorden die je het meest zult gebruiken in je dagelijkse communicatie.
Être (zijn)[edit | edit source]
Persoon | Vervoeging |
---|---|
Je | suis |
Tu | es |
Il/Elle/On | est |
Nous | sommes |
Vous | êtes |
Ils/Elles | sont |
Avoir (hebben)[edit | edit source]
Persoon | Vervoeging |
---|---|
Je | ai |
Tu | as |
Il/Elle/On | a |
Nous | avons |
Vous | avez |
Ils/Elles | ont |
Aller (gaan)[edit | edit source]
Persoon | Vervoeging |
---|---|
Je | vais |
Tu | vas |
Il/Elle/On | va |
Nous | allons |
Vous | allez |
Ils/Elles | vont |
Faire (doen/maken)[edit | edit source]
Persoon | Vervoeging |
---|---|
Je | fais |
Tu | fais |
Il/Elle/On | fait |
Nous | faisons |
Vous | faites |
Ils/Elles | font |
Pouvoir (kunnen)[edit | edit source]
Persoon | Vervoeging |
---|---|
Je | peux |
Tu | peux |
Il/Elle/On | peut |
Nous | pouvons |
Vous | pouvez |
Ils/Elles | peuvent |
Vervoegingen van andere werkwoorden[edit | edit source]
Voor de andere werkwoorden in onze lijst, laten we de vervoegingen kort bekijken.
Vouloir (willen)[edit | edit source]
Persoon | Vervoeging |
---|---|
Je | veux |
Tu | veux |
Il/Elle/On | veut |
Nous | voulons |
Vous | voulez |
Ils/Elles | veulent |
Savoir (weten)[edit | edit source]
Persoon | Vervoeging |
---|---|
Je | sais |
Tu | sais |
Il/Elle/On | sait |
Nous | savons |
Vous | savez |
Ils/Elles | savent |
Devoir (moeten)[edit | edit source]
Persoon | Vervoeging |
---|---|
Je | dois |
Tu | dois |
Il/Elle/On | doit |
Nous | devons |
Vous | devez |
Ils/Elles | doivent |
Praktische Oefeningen[edit | edit source]
Nu we de onregelmatige werkwoorden en hun vervoegingen hebben doorgenomen, laten we eens kijken naar enkele oefeningen om je kennis te testen.
Oefening 1: Vervoeg de werkwoorden[edit | edit source]
Vervoeg de volgende werkwoorden in de tegenwoordige tijd: être, avoir, aller.
1. Je ______ (zijn)
2. Nous ______ (hebben)
3. Ils ______ (gaan)
Oefening 2: Vul in de lege plekken[edit | edit source]
Vul de lege plekken in met het juiste onregelmatige werkwoord.
1. Je ______ (doen/maken) mon devoir.
2. Nous ______ (weten) la vérité.
3. Ils ______ (zien) un film.
Oefening 3: Maak zinnen[edit | edit source]
Maak zinnen met de volgende werkwoorden:
1. faire
2. aller
3. avoir
Oefening 4: Vertaal de zinnen[edit | edit source]
Vertaal de volgende zinnen naar het Frans:
1. Ik heb een hond.
2. Jij gaat naar school.
3. Zij weten de antwoorden.
Oefening 5: Kies het juiste werkwoord[edit | edit source]
Kies het juiste werkwoord uit de lijst om de zin te voltooien.
1. Nous ______ (pouvoir/vouloir) aller au cinéma.
2. Ils ______ (être/avoir) en retard.
3. Je ______ (savoir/devoir) faire mes devoiren.
Oplossingen[edit | edit source]
Hier zijn de oplossingen voor de oefeningen:
Oplossingen Oefening 1[edit | edit source]
1. suis
2. avons
3. vont
Oplossingen Oefening 2[edit | edit source]
1. fais
2. savons
3. voient
Oplossingen Oefening 3[edit | edit source]
Voorbeeldzinnen kunnen zijn:
1. Je fais mes devoirs.
2. Nous allons à la plage.
3. Ils ont un chat.
Oplossingen Oefening 4[edit | edit source]
1. J'ai un chien.
2. Tu vas à l'école.
3. Ils savent les réponses.
Oplossingen Oefening 5[edit | edit source]
1. voulons
2. sont
3. dois
Gefeliciteerd! Je hebt nu een beter begrip van de veelvoorkomende onregelmatige werkwoorden in het Frans. Blijf oefenen en gebruik deze werkwoorden in je dagelijkse gesprekken. Hoe meer je ze gebruikt, hoe gemakkelijker ze zullen worden!
Andere lessen[edit | edit source]
- Complete 0 tot A1 Franse cursus → Grammatica → Frans Accenttekens
- Complete 0 tot A1 Frans traject → Grammatica → Frans Klinkers en Medeklinkers
- 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Vergelijkende en Superlatieve Bijvoeglijke Namenwoorden
- Volledige 0 naar A1 Franse cursus → Grammatica → Het Franse alfabet
- Complete 0 tot A1 Frans → Grammatica → Bepaalde en Onbepaalde Lidwoorden
- 0 to A1 Course
- Complete 0 to A1 Course → Grammatica → Overeenstemming van bijvoeglijke naamwoorden
- Complete 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Negatie
- Complete 0 tot A1 Frans → Grammatica → Introductions en Begroetingen
- ensuite VS puis
- Van 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Interrogatie
- 0 tot A1-cursus → Grammatica → Futur Proche
- Should I say "Madame le juge" or "Madame la juge"?
- Complete 0 tot A1-cursus → Grammatica → Partitieve Artikels