Language/German/Grammar/Two-Way-Prepositions/nl
Tweewegsvoorzetsels[bewerken | brontekst bewerken]
Tweewegsvoorzetsels zijn voorzetsels die twee verschillende betekenissen hebben, afhankelijk van de context waarin ze worden gebruikt. In het Duits zijn er enkele veelvoorkomende tweewegsvoorzetsels, zoals "in", "an", "vor", "hinter", "neben", "über", "unter", "zwischen", "auf" en "unter". Het is belangrijk om te weten hoe deze voorzetsels werken om Duitse zinnen correct te kunnen gebruiken.
In en auf[bewerken | brontekst bewerken]
"In" en "auf" zijn twee veelvoorkomende tweewegsvoorzetsels in het Duits. Hieronder staan enkele voorbeelden om de verschillende betekenissen van deze voorzetsels te illustreren:
Duits | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
in de kast | [ɪn de kast] | in de kast |
in einer Stunde | [ɪn ˈaɪ̯nɐ ˈʃtʊndə] | binnen een uur |
auf dem Tisch | [aʊf dɛm tɪʃ] | op de tafel |
auf den Tisch | [aʊf deːn tɪʃ] | op tafel |
Als "in" wordt gebruikt, betekent het "binnen" of "in". Bijvoorbeeld: "Ich bin in der Küche" (Ik ben in de keuken). "Auf" wordt gebruikt om een oppervlak aan te geven waarop iets zich bevindt of waarop iets gebeurt. Bijvoorbeeld: "Das Buch liegt auf dem Tisch" (Het boek ligt op de tafel).
An en auf[bewerken | brontekst bewerken]
Een ander voorbeeld van tweewegsvoorzetsels in het Duits is "an" en "auf". Hieronder staan enkele voorbeelden:
Duits | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
an der Wand | [an dɛr vant] | aan de muur |
an einem Ort | [an ˈaɪ̯nəm ɔrt] | op een plaats |
auf der Straße | [aʊf dɛr ʃtʁaːsə] | op de weg |
auf einer Insel | [aʊf ˈaɪ̯nɐ ˈɪnzəl] | op een eiland |
Wanneer "an" wordt gebruikt, geeft het aan dat iets zich fysiek dicht bij iets anders bevindt. Bijvoorbeeld: "Das Bild hängt an der Wand" (Het schilderij hangt aan de muur). "Auf" wordt gebruikt om een oppervlak aan te geven waarop iets zich bevindt. Bijvoorbeeld: "Ich gehe auf der Straße" (Ik loop op de weg).
Vor en hinter[bewerken | brontekst bewerken]
Een ander paar tweewegsvoorzetsels in het Duits zijn "vor" en "hinter". Hieronder staan enkele voorbeelden:
Duits | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
vor dem Haus | [foːɐ̯ dɛm haʊ̯s] | voor het huis |
vor dem Essen | [foːɐ̯ dɛm ˈɛsən] | voor het eten |
hinter dem Auto | [ˈhɪntɐ deːm ˈʔaʊ̯to] | achter de auto |
hinter dem Haus | [ˈhɪntɐ dɛm haʊ̯s] | achter het huis |
Wanneer "vor" wordt gebruikt, betekent het "voor" of "in de voorkant van". Bijvoorbeeld: "Ich stehe vor dem Haus" (Ik sta voor het huis). "Hinter" wordt gebruikt om aan te geven dat iets zich achter iets anders bevindt. Bijvoorbeeld: "Das Auto steht hinter dem Haus" (De auto staat achter het huis).
Übung[bewerken | brontekst bewerken]
Laten we nu eens kijken of je de tweewegsvoorzetsels in de juiste context kunt gebruiken. Vul de volgende zinnen in met "in" of "auf":
- Der Hund liegt ___ dem Bett. (op)
- Ich bin ___ der Schule. (op)
- Das Flugzeug fliegt ___ den Wolken. (in)
- Das Buch liegt ___ dem Tisch. (op)
- Ich gehe ___ den Wald. (in)
Antwoorden: 1. auf, 2. in, 3. in, 4. auf, 5. in
Zusammenfassung[bewerken | brontekst bewerken]
Tweewegsvoorzetsels zijn voorzetsels die twee verschillende betekenissen hebben, afhankelijk van de context waarin ze worden gebruikt. Het is belangrijk om te weten hoe deze voorzetsels werken om Duitse zinnen correct te kunnen gebruiken. Enkele veelvoorkomende tweewegsvoorzetsels zijn "in", "an", "vor", "hinter", "neben", "über", "unter", "zwischen", "auf" en "unter". Door te oefenen met deze voorzetsels, kun je je Duitse taalvaardigheid verbeteren.
Andere lessen[bewerken | brontekst bewerken]
- Complete 0 tot A1 cursus → Grammatica → Het gebruik van tijdsuitdrukkingen
- 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Tegenwoordige Tijd
- Complete 0 tot A1-cursus → Grammatica → Praten over verplichtingen
- 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Beschrijvende Bijvoeglijke Naamwoorden
- 0 tot A1-cursus → Grammatica → Werkwoordsvormen
- Complete 0 tot A1 Duitse Cursus → Grammatica → Persoonlijke Voornaamwoorden
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Grammatica → Onderwerp en Werkwoord
- Complete 0 tot A1-cursus → Grammatica → Gevallen: Nominatief en Accusatief
- Van 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Scheidbare Werkwoorden
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Grammatica → Bezittelijke voornaamwoorden
- Complete 0 tot A1-cursus → Grammatica → Geslacht en Artikelen
- 0 tot A1-cursus → Grammatica → Meervoudsvormen
- Complete 0 tot A1 cursus → Grammatica → Het gebruik van voorzetsels
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Grammatica → Zelfstandige naamwoorden en geslacht