Language/German/Grammar/Subject-and-Verb/nl
Welkom bij deze les in de Complete 0 tot A1 Duitse cursus! In deze les zullen we leren hoe we basale zinnen kunnen vormen met onderwerp en werkwoord. Voordat we beginnen, is het belangrijk om te weten dat het Duits een taal is met veel grammaticale regels en uitzonderingen, maar maak je geen zorgen! Met deze les en de volgende lessen zul je stap voor stap de Duitse taal leren en uiteindelijk een A1-niveau bereiken.
Onderwerp[bewerken | brontekst bewerken]
In het Duits wordt de volgorde van woorden in zinnen bepaald door het onderwerp. Het onderwerp is het woord dat de handeling uitvoert in een zin. Bijvoorbeeld, in de zin "Ik eet een appel", is "ik" het onderwerp omdat "ik" de handeling uitvoert, namelijk eten.
Hieronder staan enkele voorbeelden van onderwerpen in het Duits:
Duits | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
Ich | ikh | Ik |
Du | doe | Jij |
Er | air | Hij |
Sie | zee | Zij (enkelvoud) |
Wir | veer | Wij |
Ihr | eer | Jullie |
Sie | zee | Zij (meervoud) |
Werkwoord[bewerken | brontekst bewerken]
Het werkwoord in een zin geeft aan wat de handeling is die wordt uitgevoerd. In het Duits wordt het werkwoord vaak aan het einde van de zin geplaatst. Hieronder staan enkele voorbeelden van werkwoorden in het Duits:
Duits | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
Essen | essen | Eten |
Trinken | trinken | Drinken |
Schlafen | shla-fen | Slapen |
Laufen | lou-fen | Lopen |
Spielen | shpee-len | Spelen |
Lesen | leh-zen | Lezen |
Schreiben | shry-ben | Schrijven |
Voorbeeldzinnen[bewerken | brontekst bewerken]
Laten we nu enkele voorbeeldzinnen maken met onderwerp en werkwoord:
- Ich esse einen Apfel. (Ik eet een appel.)
- Du trinkst Wasser. (Jij drinkt water.)
- Er schläft viel. (Hij slaapt veel.)
- Sie läuft schnell. (Zij loopt snel.)
- Wir spielen Fußball. (Wij spelen voetbal.)
- Ihr lest ein Buch. (Jullie lezen een boek.)
- Sie schreiben einen Brief. (Zij schrijven een brief.)
Samenvatting[bewerken | brontekst bewerken]
In deze les hebben we geleerd hoe we basale zinnen kunnen vormen met onderwerp en werkwoord in het Duits. Vergeet niet dat het onderwerp de handeling uitvoert en het werkwoord aangeeft wat de handeling is. Blijf oefenen en je zult snel Duitse zinnen kunnen maken!
Andere lessen[bewerken | brontekst bewerken]
- Complete 0 tot A1 Duitse Cursus → Grammatica → Expressing Abilities
- 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Beschrijvende Bijvoeglijke Naamwoorden
- 0 to A1 Course
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Grammatica → Bezittelijke voornaamwoorden
- Complete 0 tot A1-cursus → Grammatica → Gevallen: Nominatief en Accusatief
- Complete 0 tot A1 Duitse Cursus → Grammatica → Persoonlijke Voornaamwoorden
- Complete 0 tot A1-cursus → Grammatica → Geslacht en Artikelen
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Grammatica → Zelfstandige naamwoorden en geslacht
- 0 tot A1 Cursus → Grammatica → Tegenwoordige Tijd
- Complete 0 tot A1 Duitse cursus → Grammatica → Tweewegsvoorzetsels
- Complete 0 tot A1 cursus → Grammatica → Vergelijkende en overtreffende trappen
- 0 tot A1-cursus → Grammatica → Werkwoordsvormen
- 0 tot A1-cursus → Grammatica → Meervoudsvormen
- Complete 0 tot A1 cursus → Grammatica → Het gebruik van tijdsuitdrukkingen
- Complete 0 tot A1-cursus → Grammatica → Praten over verplichtingen