Language/Czech/Vocabulary/Transportation/nl

From Polyglot Club WIKI
< Language‎ | Czech‎ | Vocabulary‎ | Transportation
Revision as of 02:47, 22 August 2024 by Maintenance script (talk | contribs) (Quick edit)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Jump to navigation Jump to search
Rate this lesson:
0.00
(0 votes)


Czech-Language-PolyglotClub.png

Inleiding[edit | edit source]

In deze les gaan we ons verdiepen in het onderwerp vervoer in de Tsjechische taal. Vervoer is een essentieel onderdeel van ons dagelijks leven, en het begrijpen van hoe je erover praat, is cruciaal voor het navigeren door Tsjechische steden. Of je nu met de bus, tram of trein reist, het is belangrijk om de juiste woorden en zinnen te kennen. In deze les leer je niet alleen de basiswoorden en zinnen die je nodig hebt om je weg te vinden, maar ook hoe je effectief kunt communiceren in verschillende vervoerssituaties.

We zullen de les structureren in verschillende secties:

  • Basiswoordenschat voor vervoer
  • Veelvoorkomende zinnen
  • Voorbeelden in context
  • Oefeningen om je kennis te testen
  • Oplossingen en uitleg voor de oefeningen

Basiswoordenschat voor vervoer[edit | edit source]

Laten we beginnen met enkele belangrijke woorden en zinnen die je nodig hebt als je over vervoer in het Tsjechisch praat. Hieronder vind je een tabel met de basiswoordenschat.

Czech Pronunciation Dutch
autobus [ˈautobus] bus
tramvaj [ˈtramvaj] tram
vlak [vlak] trein
taxi [ˈtaksi] taxi
stanice [ˈstanitse] station
zastávka [zastaːfka] halte
jízdenka [ˈjiːzdenka] ticket
řidič [ˈʒɪdɪtʃ] chauffeur
cestující [ˈtsɛstuːjiːtʃi] passagier
doprava [ˈdopravá] vervoer
trasa [ˈtrasa] route
mapa [ˈmapa] kaart
nástupiště [ˈnaːstupɪʃtɛ] perron
odjezd [ˈodjɛzd] vertrek
příjezd [ˈprɪjɛzd] aankomst
spoje [ˈspɔjɛ] verbindingen
čekání [ˈtʃɛkaːnɪ] wachten
zpoždění [ˈzpoʊʒdʒɛnɪ] vertraging
sedadlo [ˈsɛdadlo] zitplaats
bezbariérový [ˈbɛzbarɪɛrɔvɪ] toegankelijk

Veelvoorkomende zinnen[edit | edit source]

Naast de basiswoordenschat is het ook belangrijk om enkele veelvoorkomende zinnen te leren die je kunt gebruiken in vervoerssituaties. Hier zijn enkele nuttige voorbeeldzinnen:

Czech Pronunciation Dutch
Kde je nejbližší stanice? [kde jɛ neɪˈblɪʒʃɪ ˈstanɪt͡sɛ] Waar is het dichtstbijzijnde station?
Kolik stojí jízdenka? [ˈkolɪk ˈstoji ˈjiːzdenka] Hoeveel kost een ticket?
Jak se dostanu na nádraží? [jak sɛ ˈdɔstanu na ˈnaːdraʒɪ] Hoe kom ik bij het station?
Můžete mi prosím říct, kdy odjíždí vlak? [ˈmuːʒɛtɛ mi ˈprosiːm ˈrɪt͡s kdə ˈodjiːʒdɪ vlak] Kunt u me alstublieft vertellen wanneer de trein vertrekt?
Je to daleko? [jɛ tɔ ˈdalɛko] Is het ver weg?
Kde je zastávka tramvaje? [kde jɛ ˈzastaːfka ˈtramvaje] Waar is de tramhalte?
Mám rezervaci. [maːm ˈrɛzɛrʋatsɪ] Ik heb een reservering.
Potřebuji taxi. [ˈpotʃrɛbujɪ ˈtaksi] Ik heb een taxi nodig.
Kdy přijede další autobus? [kdy ˈprɪjɛdɛ ˈdaʊʃɪ ˈautobus] Wanneer komt de volgende bus aan?
Děkuji za pomoc. [ˈdɪɛkuji za ˈpomots] Dank u voor uw hulp.

Voorbeelden in context[edit | edit source]

Laten we nu enkele praktische voorbeelden bekijken waarin deze woorden en zinnen worden gebruikt. Dit zal je helpen om te begrijpen hoe je ze in de dagelijkse communicatie kunt toepassen.

Voorbeeld 1: Op het station[edit | edit source]

  • Je komt aan bij het station en je vraagt aan een medewerker:
  • "Kde je nejbližší stanice?" (Waar is het dichtstbijzijnde station?)
  • Vervolgens zie je een bord met de vertrektijden en je vraagt:
  • "Kdy odjíždí vlak?" (Wanneer vertrekt de trein?)

Voorbeeld 2: In de tram[edit | edit source]

  • Tijdens je rit in de tram vraag je aan een medepassagier:
  • "Kde je zastávka tramvaje?" (Waar is de tramhalte?)
  • Als je je ticket wilt kopen, zeg je:
  • "Kolik stojí jízdenka?" (Hoeveel kost een ticket?)

Voorbeeld 3: Taxi bestellen[edit | edit source]

  • Je hebt een taxi nodig en zegt:
  • "Potřebuji taxi." (Ik heb een taxi nodig.)
  • De chauffeur vraagt je waar je heen wilt:
  • "Jak se dostanu na nádraží?" (Hoe kom ik bij het station?)

Oefeningen om je kennis te testen[edit | edit source]

Nu is het tijd om je kennis te testen! Hier zijn enkele oefeningen die je kunt maken om je begrip van de woordenschat en zinnen te versterken.

Oefening 1: Vertaal de woorden[edit | edit source]

Vertaal de volgende Tsjechische woorden naar het Nederlands:

1. vlak

2. jízdenka

3. zastávka

4. nádraží

5. řidič

Oefening 2: Vul de zinnen in[edit | edit source]

Vul de lege plekken in de zinnen in met de juiste woorden:

1. Kde je ___________ stanice? (dichtstbijzijnde)

2. Mám ___________. (reservering)

3. Jak se ___________ na nádraží? (kom ik)

Oefening 3: Maak een dialoog[edit | edit source]

Schrijf een korte dialoog tussen twee personen die in de tram zitten. Gebruik minstens vijf nieuwe woorden of zinnen uit deze les.

Oefening 4: Kies het juiste antwoord[edit | edit source]

Wat is de juiste vertaling van "Kdy přijede další autobus?"?

1. Hoe laat is het?

2. Wanneer komt de volgende bus aan?

3. Is het ver weg?

Oefening 5: Omgekeerde vertaling[edit | edit source]

Vertaal de volgende zinnen van het Nederlands naar het Tsjechisch:

1. Waar is de tramhalte?

2. Hoeveel kost een ticket?

3. Ik heb een taxi nodig.

Oefening 6: Match de woorden[edit | edit source]

Match de Tsjechische woorden met hun vertalingen:

1. doprava

2. mapa

3. sedadlo

4. čekání

5. zpoždění

| Czech | Dutch |

|-------|-------|

| doprava | vervoer |

| mapa | kaart |

| sedadlo | zitplaats |

| čekání | wachten |

| zpoždění | vertraging |

Oefening 7: Waar is het?[edit | edit source]

Je bent op een onbekende plek. Hoe vraag je aan iemand waar je bent?

  • Schrijf een zin in het Tsjechisch.

Oefening 8: Wat kost het?[edit | edit source]

Stel dat je een jízdenka wilt kopen. Hoe vraag je dat in het Tsjechisch?

  • Schrijf de vraag op.

Oefening 9: Schrijf een kort verslag[edit | edit source]

Schrijf een kort verslag van een reis die je hebt gemaakt met het openbaar vervoer. Gebruik ten minste vijf woorden of zinnen uit deze les.

Oefening 10: Rollenspel[edit | edit source]

Voer een rollenspel uit met een medestudent. Eén persoon is de passagier en de ander is de chauffeur. Gebruik de zinnen die je hebt geleerd.

Oplossingen en uitleg voor de oefeningen[edit | edit source]

Hier zijn de oplossingen en uitleg voor de oefeningen die je hebt gemaakt.

Oplossing Oefening 1:[edit | edit source]

1. vlak - trein

2. jízdenka - ticket

3. zastávka - halte

4. nádraží - station

5. řidič - chauffeur

Oplossing Oefening 2:[edit | edit source]

1. nejbližší

2. rezervaci

3. dostanu

Oplossing Oefening 3:[edit | edit source]

Voorbeeld van een dialoog:

  • A: "Kde je zastávka tramvaje?"
  • B: "Je to tady, kousek dál."

Oplossing Oefening 4:[edit | edit source]

2. Wanneer komt de volgende bus aan?

Oplossing Oefening 5:[edit | edit source]

1. Kde je zastávka tramvaje?

2. Kolik stojí jízdenka?

3. Potřebuji taxi.

Oplossing Oefening 6:[edit | edit source]

1 - vervoer

2 - kaart

3 - zitplaats

4 - wachten

5 - vertraging

Oplossing Oefening 7:[edit | edit source]

Bijvoorbeeld: "Kde jsem?" (Waar ben ik?)

Oplossing Oefening 8:[edit | edit source]

Bijvoorbeeld: "Kolik stojí jízdenka?" (Hoeveel kost een ticket?)

Oplossing Oefening 9:[edit | edit source]

Dit is een persoonlijke oefening, dus er is geen standaardoplossing. Zorg ervoor dat je de woorden en zinnen uit de les gebruikt.

Oplossing Oefening 10:[edit | edit source]

Dit is een rollenspel, dus de antwoorden kunnen variëren. Zorg ervoor dat je de geleerde zinnen gebruikt.



Contributors

Maintenance script


Create a new Lesson