Language/Swedish/Vocabulary/Means-of-transportation/nl
Vervoermiddelen in het Zweeds[edit | edit source]
In deze les leer je de Zweedse woorden voor verschillende vervoermiddelen en hoe je ze kunt gebruiken in zinnen. Dit zal jou helpen om te communiceren in dagelijkse situaties waarin je over vervoer praat.
Auto[edit | edit source]
Auto's zijn een veelgebruikt vervoermiddel in Zweden. Hier zijn enkele veelgebruikte woorden die je kunt gebruiken om over auto's te praten:
Zweeds | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
bil | [biːl] | auto |
ratt | [ratː] | stuur |
broms | [brɔmːs] | rem |
gas | [ɡɑːs] | gaspedaal |
- Ik heb een auto. - Jag har en bil.
- Mag ik jouw auto lenen? - Får jag låna din bil?
Trein[edit | edit source]
De trein is een populaire manier van reizen in Zweden. Hier zijn enkele Zweedse woorden die je kunt gebruiken om over treinen te praten:
Zweeds | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
tåg | [tɔːɡ] | trein |
vagn | [vaɲː] | wagon |
spår | [spoːr] | spoor |
biljett | [bɪljɛt] | kaartje |
- Ik neem de trein naar Stockholm. - Jag tar tåget till Stockholm.
- Het spoorwegstation is vlakbij. - Tågstationen är nära.
Bus[edit | edit source]
Bussen is een ander veelgebruikt vervoermiddel in Zweden. Hier zijn enkele Zweedse woorden die je kunt gebruiken om over bussen te praten:
Zweeds | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
buss | [bɵs] | bus |
chaufför | [ɕɔfːœr] | chauffeur |
biljett | [bɪljɛt] | kaartje |
hållplats | [hɔlplats] | bushalte |
- Ik neem de bus naar de stad. - Jag tar bussen till stan.
- Waar is de bushalte? - Var är hållplatsen?
Fiets[edit | edit source]
Fietsen is een populaire manier van reizen in Zweden, vooral in de zomer. Hier zijn enkele Zweedse woorden die je kunt gebruiken om over fietsen te praten:
Zweeds | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
cykel | [sʏkːɛl] | fiets |
hjul | [jʉːl] | wiel |
broms | [brɔmːs] | rem |
styr | [stʏr] | stuur |
- Ik fiets vaak naar mijn werk. - Jag cyklar ofta till jobbet.
- Ik moet mijn fiets repareren. - Jag måste laga min cykel.
Vliegtuig[edit | edit source]
Het vliegtuig is een veelgebruikt vervoermiddel voor internationale reizen. Hier zijn enkele Zweedse woorden die je kunt gebruiken om over vliegtuigen te praten:
Zweeds | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
flygplan | [flyːɡplaːn] | vliegtuig |
pilot | [pɪlʊt] | piloot |
passagerare | [pasːaɧɛːr] | passagier |
landning | [landnɪŋ] | landing |
- Ik vlieg naar New York. - Jag flyger till New York.
- Ik heb een raamplaats nodig. - Jag behöver en fönsterplats.
Conclusie[edit | edit source]
In deze les heb je geleerd hoe je verschillende vervoermiddelen in het Zweeds kunt benoemen en hoe je ze kunt gebruiken in zinnen. Oefen deze woorden en zinnen om jouw Zweedse taalvaardigheden te verbeteren en jouw communicatie te verbeteren in dagelijkse situaties waarin je over vervoer praat.