Language/Bulgarian/Grammar/Past-Tense/nl
Հայերէն
官话
官話
Hrvatski jezik
Český jazyk
Nederlands
English
Suomen kieli
Français
Deutsch
עברית
हिन्दी
Magyar
Bahasa Indonesia
فارسی
Italiano
日本語
Қазақ тілі
한국어
Lietuvių kalba
Νέα Ελληνικά
Şimali Azərbaycanlılar
Język polski
Português
Limba Română
Русский язык
Српски
Español
العربية القياسية
Svenska
Wikang Tagalog
தமிழ்
ภาษาไทย
Türkçe
Українська мова
Urdu
Tiếng Việt
Verleden Tijd[edit | edit source]
In deze les leer je de belangrijkste vormen en toepassingen van de verleden tijd in het Bulgaars.
Regelmatige werkwoorden[edit | edit source]
De verleden tijd van Bulgaarse werkwoorden wordt gevormd door de toevoeging van specifieke uitgangen aan de stam van het werkwoord. Voor regelmatige werkwoorden wordt de verleden tijd gevormd door de toevoeging van de uitgangen -ах, -а of -ях aan de stam.
| Bulgaars | Uitspraak | Nederlands |
|---|---|---|
| говоря (spreken) | goworja | sprak |
| работя (werken) | rabotja | werkte |
| пътувам (reizen) | patoevam | reisde |
| чакам (wachten) | tsjakam | wachtte |
Onregelmatige werkwoorden[edit | edit source]
Sommige werkwoorden hebben onregelmatige verleden tijden en moeten apart worden geleerd. Hier zijn enkele voorbeelden:
| Bulgaars | Uitspraak | Nederlands |
|---|---|---|
| бях (zijn) | bjach | was |
| имах (hebben) | imach | had |
| идвах (komen) | idwach | kwam |
| правех (doen) | pravach | deed |
Gebruik van de verleden tijd[edit | edit source]
De verleden tijd wordt in het Bulgaars gebruikt om acties of gebeurtenissen uit het verleden aan te geven. Het kan ook worden gebruikt om een reeks opeenvolgende acties uit het verleden te beschrijven.
Hier zijn enkele voorbeelden:
- Четох книга. (Ik las een boek.)
- Посетихме музея. (We bezochten het museum.)
- Вчера гледах филм. (Gisteren keek ik naar een film.)
- Видях го в града. (Ik zag hem in de stad.)
Oefeningen[edit | edit source]
Nu je de basis van de verleden tijd in het Bulgaars kent, is het tijd voor wat oefeningen! Probeer de volgende zinnen naar het Bulgaars te vertalen:
- Ik at een appel.
- Zij studeerden voor de toets.
- Hij kwam te laat op het werk.
- Wij bezochten onze grootouders.
- Jij zag de film gisteren.
Antwoorden[edit | edit source]
Hier zijn de antwoorden op de oefeningen:
- Аз ядох ябълка.
- Те учиха за изпита.
- Той закъсня на работа.
- Ние посетихме нашите баба и дядо.
- Ти видя филма вчера.