Difference between revisions of "Language/French/Grammar/Common-Irregular-Verbs/nl"

From Polyglot Club WIKI
Jump to navigation Jump to search
m (Quick edit)
m (Quick edit)
 
Line 1: Line 1:


{{French-Page-Top}}
{{French-Page-Top}}
<div class="pg_page_title"><span lang>[[Language/French/nl|Frans]] </span> → <span cat>[[Language/French/Grammar/nl|Grammatica]]</span> → <span level>[[Language/French/Grammar/0-to-A1-Course/nl|0 tot A1 Cursus]]</span> → <span title>Veelvoorkomende Onregelmatige Werkwoorden</span></div>


<div class="pg_page_title"><span lang>Frans</span> → <span cat>Grammatica</span> → <span level>[[Language/French/Grammar/0-to-A1-Course/nl|Van 0 tot A1 Cursus]]</span> → <span title>Veelvoorkomende onregelmatige werkwoorden</span></div>
Welkom bij de les over '''veelvoorkomende onregelmatige werkwoorden''' in het Frans! Dit is een cruciaal onderdeel van de Franse grammatica, vooral als je net begint met het leren van de taal. Onregelmatige werkwoorden zijn de bouwstenen van veel zinnen, en zonder ze te begrijpen, kan het lastig zijn om je goed uit te drukken. In deze les zullen we de belangrijkste onregelmatige werkwoorden in het Frans verkennen, hun vervoegingen leren, en manieren bekijken om ze in de praktijk toe te passen.


__TOC__
__TOC__


== Werkwoord = être ==
=== Waarom zijn onregelmatige werkwoorden belangrijk? ===


=== Tegenwoordige Tijd ===
Onregelmatige werkwoorden wijken af van de gebruikelijke vervoegingspatronen in het Frans. Dit maakt ze soms moeilijk te leren, maar ze zijn essentieel voor het begrijpen en gebruiken van de taal in dagelijkse situaties. Bij het communiceren in het Frans zul je vaak deze werkwoorden tegenkomen. Daarom is het belangrijk om ze goed te beheersen.
 
=== Wat gaan we behandelen? ===
 
In deze les zullen we het volgende behandelen:
 
* Een lijst van de 20 meest voorkomende onregelmatige werkwoorden
 
* Hun vervoegingen in de tegenwoordige tijd
 
* Praktische oefeningen om je kennis te testen
 
== Veelvoorkomende Onregelmatige Werkwoorden ==
 
Hier is een lijst van enkele van de meest voorkomende onregelmatige werkwoorden in het Frans. We zullen ze in detail bekijken, inclusief hun vervoegingen.


{| class="wikitable"
{| class="wikitable"
!Frans!!Uitspraak!!Nederlands
 
! Frans !! Uitspraak !! Nederlands
 
|-
 
| être || ɛtʁ || zijn
 
|-
 
| avoir || avwaʁ || hebben
 
|-
|-
|Je suis||[ʒə sɥi]||Ik ben
 
| aller || ale || gaan
 
|-
|-
|Tu es||[ty ɛ]||Jij bent
 
| faire || fɛʁ || doen/maken
 
|-
|-
|Il/Elle/On est||[il/ɛl/ɔ̃ ɛ]||Hij/Zij/Men is
 
| pouvoir || puvwaʁ || kunnen
 
|-
|-
|Nous sommes||[nu sɔm]||Wij zijn
 
| vouloir || vulwaʁ || willen
 
|-
|-
|Vous êtes||[vu zɛt]||Jullie zijn/U bent
 
| savoir || savwaʁ || weten
 
|-
 
| devoir || dəvwaʁ || moeten
 
|-
 
| dire || diʁ || zeggen
 
|-
|-
|Ils/Elles sont||[il/ɛl sɔ̃]||Zij zijn (mnl.) /Zij zijn (vrl.)
 
| prendre || pʁɑ̃dʁ || nemen
 
|-
 
| voir ||vwaʁ || zien
 
|-
 
| mettre || mɛtʁ || plaatsen
 
|-
 
| écrire || ekʁiʁ || schrijven
 
|-
 
| lire || liʁ || lezen
 
|-
 
| connaître || kɔnɛtʁ || kennen
 
|-
 
| croire || kʁwaʁ || geloven
 
|-
 
| vivre || vivʁ || leven
 
|-
 
| sortir || sɔʁtiʁ || uitgaan
 
|-
 
| partir || paʁtiʁ || vertrekken
 
|-
 
| tomber || tɔ̃be || vallen
 
|-
 
| rester || ʁɛste || blijven
 
|}
|}


=== Verleden Tijd ===
=== Vervoegingen van de Onregelmatige Werkwoorden ===
 
Laten we nu kijken naar de vervoegingen van een aantal van deze onregelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd. Dit zijn de werkwoorden die je het meest zult gebruiken in je dagelijkse communicatie.
 
==== Être (zijn) ====


{| class="wikitable"
{| class="wikitable"
!Frans!! Uitspraak!! Nederlands
 
! Persoon !! Vervoeging
 
|-
|-
|J'ai été||[ʒɛ e te]||Ik was
 
| Je || suis
 
|-
|-
|Tu as été||[ty a e te]||Jij was
 
| Tu || es
 
|-
|-
|Il/Elle/on a été||[il/ɛl/ɔ̃ a e te]||Hij/Zij/Men was
 
| Il/Elle/On || est
 
|-
|-
|Nous avons été||[nu.z‿a.vɔ̃ e te]||Wij waren
 
| Nous || sommes
 
|-
|-
|Vous avez été||[vu.z‿a.v(e) e te]||Jullie zijn geweest/ U bent geweest
 
| Vous || êtes
 
|-
|-
|Ils/Elles ont été||[il/ɛl ont e te]||Zij waren (mnl. / vrl.)
 
| Ils/Elles || sont
 
|}
|}


== Werkwoord = avoir ==
==== Avoir (hebben) ====
 
{| class="wikitable"


=== Tegenwoordige Tijd ===
! Persoon !! Vervoeging
 
|-
 
| Je || ai
 
|-
 
| Tu || as
 
|-
 
| Il/Elle/On || a
 
|-
 
| Nous || avons
 
|-
 
| Vous || avez
 
|-
 
| Ils/Elles || ont
 
|}
 
==== Aller (gaan) ====


{| class="wikitable"
{| class="wikitable"
!Frans!!Uitspraak!!Nederlands
 
! Persoon !! Vervoeging
 
|-
|-
|J'ai||[ʒe]||Ik heb
 
| Je || vais
 
|-
|-
|Tu as||[ty a]||Jij hebt
 
| Tu || vas
 
|-
|-
|Il/Elle/on a||[il/ɛl/ɔ̃ a]||Hij/Zij/Men heeft
 
| Il/Elle/On || va
 
|-
|-
|Nous avons||[nu.z‿a.von]||Wij hebben
 
| Nous || allons
 
|-
|-
|Vous avez||[vu.z‿a.ve]||Jullie hebben/ U hebt
 
| Vous || allez
 
|-
|-
|Ils/Elles ont||[il/ɛl ont]||Zij hebben (mnl. / vrl.)
 
| Ils/Elles || vont
 
|}
|}


=== Verleden Tijd ===
==== Faire (doen/maken) ====


{| class="wikitable"
{| class="wikitable"
!Frans!! Uitspraak!! Nederlands
 
! Persoon !! Vervoeging
 
|-
|-
|J'ai eu||[ʒɛ ø]||Ik heb gehad
 
| Je || fais
 
|-
|-
|Tu as eu||[ty a ø]||Jij hebt gehad
 
| Tu || fais
 
|-
|-
|Il/Elle/on a eu||[il/ɛl/ɔ̃‿a ø]||Hij/Zij/Men heeft gehad
 
| Il/Elle/On || fait
 
|-
|-
|Nous avons eu||[nu.z‿a.vɔ̃‿ø]||We hebben gehad
 
| Nous || faisons
 
|-
|-
|Vous avez eu||[vu.z‿a.ve‿ø])||Jullie hebben gehad / U hebt gehad
 
| Vous || faites
 
|-
|-
|Ils/Elles ont eu||[il/ɛl‿ɔ̃‿ø]|Zij hebben gehad (mnl. /vrl.)
 
| Ils/Elles || font
 
|}
 
==== Pouvoir (kunnen) ====
 
{| class="wikitable"
 
! Persoon !! Vervoeging
 
|-
 
| Je || peux
 
|-
 
| Tu || peux
 
|-
 
| Il/Elle/On || peut
 
|-
 
| Nous || pouvons
 
|-
 
| Vous || pouvez
 
|-
 
| Ils/Elles || peuvent
 
|}
|}


== Werkwoord = faire ==
==== Vervoegingen van andere werkwoorden ====


=== Tegenwoordige Tijd ===
Voor de andere werkwoorden in onze lijst, laten we de vervoegingen kort bekijken.
 
==== Vouloir (willen) ====


{| class="wikitable"
{| class="wikitable"
!Frans!!Uitspraak!!Nederlands
 
! Persoon !! Vervoeging
 
|-
|-
|Je fais||[ʒə fe]||Ik maak / Ik doe
 
| Je || veux
 
|-
|-
|Tu fais||[ty fe]||Jij maakt / Jij doet
 
| Tu || veux
 
|-
|-
|Il/Elle/on fait||[il/ɛl/ɔ̃ fɛ]||Hij/Zij/Men maakt / doet
 
| Il/Elle/On || veut
 
|-
|-
|Nous faisons||[nu fəzõ]||Wij maken / Wij doen
 
| Nous || voulons
 
|-
|-
|Vous faites||[vu fɛt]||Jullie maken / U doet / Jij doet
 
| Vous || voulez
 
|-
|-
|Ils/Elles font||[il/ɛl fɔ̃]||Zij maken / doen (mnl. / vrl.)
 
| Ils/Elles || veulent
 
|}
|}


=== Verleden Tijd ===
==== Savoir (weten) ====


{| class="wikitable"
{| class="wikitable"
!Frans!! Uitspraak!! Nederlands
 
! Persoon !! Vervoeging
 
|-
|-
|J'ai fait||[ʒɛ fe]||Ik heb gemaakt / gedaan
 
| Je || sais
 
|-
|-
|Tu as fait||[ty a fe]||Jij hebt gemaakt / gedaan
 
| Tu || sais
 
|-
|-
|Il/elle/on a fait||[il/ɛl/ɔ̃‿a fe]||Hij/Zij/ Menheeft gemaakt / gedaan
 
| Il/Elle/On || sait
 
|-
|-
|Nous avons fait||[nu.z‿a.vɔ̃ fe]||We hebben gemaakt / gedaan
 
| Nous || savons
 
|-
|-
|Vous avez fait|| [vu.z‿a.ve fe]||Jullie hebben gemaakt / gedaan / U hebt gemaakt / gedaan
 
| Vous || savez
 
|-
|-
|Ils ont fait / elles ont fait|| [il on fɛ / ɛl on fɛ]||Zij hebben gemaakt / gedaan (mnl./vrl.)
 
| Ils/Elles || savent
 
|}
|}
==== Devoir (moeten) ====
{| class="wikitable"
! Persoon !! Vervoeging
|-
| Je || dois
|-
| Tu || dois
|-
| Il/Elle/On || doit
|-
| Nous || devons
|-
| Vous || devez
|-
| Ils/Elles || doivent
|}
=== Praktische Oefeningen ===
Nu we de onregelmatige werkwoorden en hun vervoegingen hebben doorgenomen, laten we eens kijken naar enkele oefeningen om je kennis te testen.
==== Oefening 1: Vervoeg de werkwoorden ====
Vervoeg de volgende werkwoorden in de tegenwoordige tijd: être, avoir, aller.
1. Je ______ (zijn)
2. Nous ______ (hebben)
3. Ils ______ (gaan)
==== Oefening 2: Vul in de lege plekken ====
Vul de lege plekken in met het juiste onregelmatige werkwoord.
1. Je ______ (doen/maken) mon devoir.
2. Nous ______ (weten) la vérité.
3. Ils ______ (zien) un film.
==== Oefening 3: Maak zinnen ====
Maak zinnen met de volgende werkwoorden:
1. faire
2. aller
3. avoir
==== Oefening 4: Vertaal de zinnen ====
Vertaal de volgende zinnen naar het Frans:
1. Ik heb een hond.
2. Jij gaat naar school.
3. Zij weten de antwoorden.
==== Oefening 5: Kies het juiste werkwoord ====
Kies het juiste werkwoord uit de lijst om de zin te voltooien.
1. Nous ______ (pouvoir/vouloir) aller au cinéma.
2. Ils ______ (être/avoir) en retard.
3. Je ______ (savoir/devoir) faire mes devoiren.
=== Oplossingen ===
Hier zijn de oplossingen voor de oefeningen:
==== Oplossingen Oefening 1 ====
1. suis
2. avons
3. vont
==== Oplossingen Oefening 2 ====
1. fais
2. savons
3. voient
==== Oplossingen Oefening 3 ====
Voorbeeldzinnen kunnen zijn:
1. Je fais mes devoirs.
2. Nous allons à la plage.
3. Ils ont un chat.
==== Oplossingen Oefening 4 ====
1. J'ai un chien.
2. Tu vas à l'école.
3. Ils savent les réponses.
==== Oplossingen Oefening 5 ====
1. voulons
2. sont
3. dois
Gefeliciteerd! Je hebt nu een beter begrip van de veelvoorkomende onregelmatige werkwoorden in het Frans. Blijf oefenen en gebruik deze werkwoorden in je dagelijkse gesprekken. Hoe meer je ze gebruikt, hoe gemakkelijker ze zullen worden!


{{#seo:
{{#seo:
|title=Veelvoorkomende onregelmatige werkwoorden - Van 0 tot A1 Cursus
 
|keywords=Onregelmatige Franse werkwoorden, veelvoorkomende onregelmatige Franse werkwoorden
|title=Veelvoorkomende Onregelmatige Werkwoorden in het Frans
|description=Leer verschillende veelvoorkomende Franse onregelmatige werkwoorden in deze Franse cursus.
 
|keywords=Frans, onregelmatige werkwoorden, grammatica, leren, beginners, A1, cursus
 
|description=In deze les leer je de veelvoorkomende onregelmatige werkwoorden in het Frans en hoe je ze kunt gebruiken in de tegenwoordige tijd.
 
}}
}}


{{French-0-to-A1-Course-TOC-nl}}
{{Template:French-0-to-A1-Course-TOC-nl}}


[[Category:Course]]
[[Category:Course]]
Line 132: Line 499:
[[Category:0-to-A1-Course]]
[[Category:0-to-A1-Course]]
[[Category:French-0-to-A1-Course]]
[[Category:French-0-to-A1-Course]]
<span gpt></span> <span model=gpt-3.5-turbo></span> <span temperature=1></span>
<span openai_correct_model></span> <span gpt></span> <span model=gpt-4o-mini></span> <span temperature=0.7></span>





Latest revision as of 13:54, 4 August 2024


French-Language-PolyglotClub.png
Frans Grammatica0 tot A1 CursusVeelvoorkomende Onregelmatige Werkwoorden

Welkom bij de les over veelvoorkomende onregelmatige werkwoorden in het Frans! Dit is een cruciaal onderdeel van de Franse grammatica, vooral als je net begint met het leren van de taal. Onregelmatige werkwoorden zijn de bouwstenen van veel zinnen, en zonder ze te begrijpen, kan het lastig zijn om je goed uit te drukken. In deze les zullen we de belangrijkste onregelmatige werkwoorden in het Frans verkennen, hun vervoegingen leren, en manieren bekijken om ze in de praktijk toe te passen.

Waarom zijn onregelmatige werkwoorden belangrijk?[edit | edit source]

Onregelmatige werkwoorden wijken af van de gebruikelijke vervoegingspatronen in het Frans. Dit maakt ze soms moeilijk te leren, maar ze zijn essentieel voor het begrijpen en gebruiken van de taal in dagelijkse situaties. Bij het communiceren in het Frans zul je vaak deze werkwoorden tegenkomen. Daarom is het belangrijk om ze goed te beheersen.

Wat gaan we behandelen?[edit | edit source]

In deze les zullen we het volgende behandelen:

  • Een lijst van de 20 meest voorkomende onregelmatige werkwoorden
  • Hun vervoegingen in de tegenwoordige tijd
  • Praktische oefeningen om je kennis te testen

Veelvoorkomende Onregelmatige Werkwoorden[edit | edit source]

Hier is een lijst van enkele van de meest voorkomende onregelmatige werkwoorden in het Frans. We zullen ze in detail bekijken, inclusief hun vervoegingen.

Frans Uitspraak Nederlands
être ɛtʁ zijn
avoir avwaʁ hebben
aller ale gaan
faire fɛʁ doen/maken
pouvoir puvwaʁ kunnen
vouloir vulwaʁ willen
savoir savwaʁ weten
devoir dəvwaʁ moeten
dire diʁ zeggen
prendre pʁɑ̃dʁ nemen
voir vwaʁ zien
mettre mɛtʁ plaatsen
écrire ekʁiʁ schrijven
lire liʁ lezen
connaître kɔnɛtʁ kennen
croire kʁwaʁ geloven
vivre vivʁ leven
sortir sɔʁtiʁ uitgaan
partir paʁtiʁ vertrekken
tomber tɔ̃be vallen
rester ʁɛste blijven

Vervoegingen van de Onregelmatige Werkwoorden[edit | edit source]

Laten we nu kijken naar de vervoegingen van een aantal van deze onregelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd. Dit zijn de werkwoorden die je het meest zult gebruiken in je dagelijkse communicatie.

Être (zijn)[edit | edit source]

Persoon Vervoeging
Je suis
Tu es
Il/Elle/On est
Nous sommes
Vous êtes
Ils/Elles sont

Avoir (hebben)[edit | edit source]

Persoon Vervoeging
Je ai
Tu as
Il/Elle/On a
Nous avons
Vous avez
Ils/Elles ont

Aller (gaan)[edit | edit source]

Persoon Vervoeging
Je vais
Tu vas
Il/Elle/On va
Nous allons
Vous allez
Ils/Elles vont

Faire (doen/maken)[edit | edit source]

Persoon Vervoeging
Je fais
Tu fais
Il/Elle/On fait
Nous faisons
Vous faites
Ils/Elles font

Pouvoir (kunnen)[edit | edit source]

Persoon Vervoeging
Je peux
Tu peux
Il/Elle/On peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/Elles peuvent

Vervoegingen van andere werkwoorden[edit | edit source]

Voor de andere werkwoorden in onze lijst, laten we de vervoegingen kort bekijken.

Vouloir (willen)[edit | edit source]

Persoon Vervoeging
Je veux
Tu veux
Il/Elle/On veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/Elles veulent

Savoir (weten)[edit | edit source]

Persoon Vervoeging
Je sais
Tu sais
Il/Elle/On sait
Nous savons
Vous savez
Ils/Elles savent

Devoir (moeten)[edit | edit source]

Persoon Vervoeging
Je dois
Tu dois
Il/Elle/On doit
Nous devons
Vous devez
Ils/Elles doivent

Praktische Oefeningen[edit | edit source]

Nu we de onregelmatige werkwoorden en hun vervoegingen hebben doorgenomen, laten we eens kijken naar enkele oefeningen om je kennis te testen.

Oefening 1: Vervoeg de werkwoorden[edit | edit source]

Vervoeg de volgende werkwoorden in de tegenwoordige tijd: être, avoir, aller.

1. Je ______ (zijn)

2. Nous ______ (hebben)

3. Ils ______ (gaan)

Oefening 2: Vul in de lege plekken[edit | edit source]

Vul de lege plekken in met het juiste onregelmatige werkwoord.

1. Je ______ (doen/maken) mon devoir.

2. Nous ______ (weten) la vérité.

3. Ils ______ (zien) un film.

Oefening 3: Maak zinnen[edit | edit source]

Maak zinnen met de volgende werkwoorden:

1. faire

2. aller

3. avoir

Oefening 4: Vertaal de zinnen[edit | edit source]

Vertaal de volgende zinnen naar het Frans:

1. Ik heb een hond.

2. Jij gaat naar school.

3. Zij weten de antwoorden.

Oefening 5: Kies het juiste werkwoord[edit | edit source]

Kies het juiste werkwoord uit de lijst om de zin te voltooien.

1. Nous ______ (pouvoir/vouloir) aller au cinéma.

2. Ils ______ (être/avoir) en retard.

3. Je ______ (savoir/devoir) faire mes devoiren.

Oplossingen[edit | edit source]

Hier zijn de oplossingen voor de oefeningen:

Oplossingen Oefening 1[edit | edit source]

1. suis

2. avons

3. vont

Oplossingen Oefening 2[edit | edit source]

1. fais

2. savons

3. voient

Oplossingen Oefening 3[edit | edit source]

Voorbeeldzinnen kunnen zijn:

1. Je fais mes devoirs.

2. Nous allons à la plage.

3. Ils ont un chat.

Oplossingen Oefening 4[edit | edit source]

1. J'ai un chien.

2. Tu vas à l'école.

3. Ils savent les réponses.

Oplossingen Oefening 5[edit | edit source]

1. voulons

2. sont

3. dois

Gefeliciteerd! Je hebt nu een beter begrip van de veelvoorkomende onregelmatige werkwoorden in het Frans. Blijf oefenen en gebruik deze werkwoorden in je dagelijkse gesprekken. Hoe meer je ze gebruikt, hoe gemakkelijker ze zullen worden!


Andere lessen[edit | edit source]