Language/Swedish/Grammar/Present-tense/nl

From Polyglot Club WIKI
Jump to navigation Jump to search
Rate this lesson:
0.00
(0 votes)


Swedish-Language-PolyglotClub.png
Zweeds Grammatica0 naar A1 CursusTegenwoordige tijd

Welkom bij de les over de tegenwoordige tijd in het Zweeds! In deze les gaan we leren hoe je acties beschrijft die op dit moment plaatsvinden. De tegenwoordige tijd is essentieel in elke taal, omdat het je in staat stelt om over dagelijkse activiteiten en gebeurtenissen te praten. Of je nu wilt zeggen dat je een boek leest of dat je met vrienden afspreekt, de tegenwoordige tijd maakt dit mogelijk.

In deze les zullen we de volgende onderwerpen behandelen:

  • Wat is de tegenwoordige tijd?
  • Hoe vorm je de tegenwoordige tijd in het Zweeds?
  • Voorbeelden van werkwoorden in de tegenwoordige tijd
  • Oefeningen om je kennis te testen

Wat is de tegenwoordige tijd?[edit | edit source]

De tegenwoordige tijd, in het Zweeds "presens", is de tijd die we gebruiken om te beschrijven wat er op dit moment gebeurt. Het is ook de tijd die we gebruiken voor feiten en herhalende acties. Dit maakt het een van de belangrijkste tijden in de taal. Hier zijn enkele voorbeelden van situaties waarin we de tegenwoordige tijd gebruiken:

  • Iemand stelt zich voor: "Ik ben Anna."
  • Iemand zegt wat ze nu doen: "Ik eet een appel."
  • Iemand beschrijft hun dagelijkse routine: "Ik ga elke dag naar school."

Hoe vorm je de tegenwoordige tijd in het Zweeds?[edit | edit source]

In het Zweeds is het belangrijk om te weten dat werkwoorden in de tegenwoordige tijd veranderen afhankelijk van het onderwerp. De basisvorm van een werkwoord wordt de stam genoemd. Hier zijn de stappen om de tegenwoordige tijd te vormen:

1. Neem de stam van het werkwoord.

2. Voeg de juiste uitgang toe, afhankelijk van het onderwerp.

Hier zijn de uitgangen voor de verschillende onderwerpen:

  • Ik: -r
  • Jij: -r
  • Hij/Zij/Het: -r
  • Wij/Jullie/Zij: -r

Laten we dit verder uitleggen met een paar voorbeeldwerkwoorden:

Zweeds Uitspraak Nederlands
att tala [at ˈtɑːla] praten
att äta [at ˈeːta] eten
att läsa [at ˈleːsa] lezen

Voor deze werkwoorden zou de vervoeging in de tegenwoordige tijd er als volgt uitzien:

Onderwerp Werkwoord Tegenwoordige tijd
Ik (jag) tala jag talar
Jij (du) äta du äter
Hij (han) läsa han läser
Wij (vi) tala vi talar

Hier zie je dat de stam van het werkwoord niet verandert, maar dat de uitgang -r wordt toegevoegd om de tegenwoordige tijd te vormen.

Voorbeelden van werkwoorden in de tegenwoordige tijd[edit | edit source]

Laten we nu een aantal voorbeelden bekijken van hoe je verschillende werkwoorden in de tegenwoordige tijd kunt gebruiken.

Zweeds Uitspraak Nederlands
Jag skriver en bok. [jɑːɡ ˈskrɪvɛr ɛn buk] Ik schrijf een boek.
Du spelar fotboll. [dy ˈspeːlɑr ˈfuːtˌbɔl] Jij speelt voetbal.
Han dricker vatten. [han ˈdrɪkːɛr ˈvatːɛn] Hij drinkt water.
Vi går till skolan. [vi ˈɡoːr tɪl ˈskuːlan] Wij gaan naar school.
De (zij) äter middag. [deː ˈeːtɛr ˈmɪdˌdɑːɡ] Zij eten avondeten.
Jag simmar i sjön. [jɑːɡ ˈsɪmːar i ɧøːn] Ik zwem in het meer.
Du arbetar hemifrån. [dy ˈɑːrbɛtɑr ˈheːmɪfrɔːn] Jij werkt vanuit huis.
Han lagar mat. [han ˈlɑːɡar mɑːt] Hij kookt eten.
Vi lyssnar på musik. [vi ˈlʏsnɑr pɔː mʉˈsiːk] Wij luisteren naar muziek.
De (zij) tittar på TV. [deː ˈtɪtːar pɔː ˈteːˌveː] Zij kijken naar TV.

Net als in deze voorbeelden, kun je de tegenwoordige tijd gebruiken om te beschrijven wat mensen doen, nu of regelmatig.

Oefeningen[edit | edit source]

Nu komt het leukste deel: oefenen! Hieronder vind je enkele oefeningen die je kunnen helpen om de tegenwoordige tijd beter te begrijpen.

Oefening 1: Vervoeg de werkwoorden[edit | edit source]

Vervoeg de volgende werkwoorden in de tegenwoordige tijd voor elk onderwerp.

1. att läsa (lezen)

2. att skriva (schrijven)

3. att arbeta (werken)

  • Voorbeeld: Jag (ik) ________ (lezen) → Jag läser.

Oefening 2: Vul de lege plekken in[edit | edit source]

Vul de lege plekken in met het juiste werkwoord in de tegenwoordige tijd.

1. Han ________ (eten) en appel.

2. Wij ________ (werken) vandaag.

3. Jij ________ (spelen) voetbal.

Oefening 3: Maak zinnen[edit | edit source]

Maak zinnen met de gegeven werkwoorden in de tegenwoordige tijd.

1. att simma (zwemmen)

2. att dricka (drinken)

3. att titta (kijken)

Oefening 4: Vertaal naar het Zweeds[edit | edit source]

Vertaal de volgende zinnen naar het Zweeds.

1. Ik schrijf een brief.

2. Jij leest een boek.

3. Zij drinken koffie.

Oefening 5: Vraag en antwoord[edit | edit source]

Beantwoord de vragen in de tegenwoordige tijd.

1. Wat doe je nu?

2. Wat eet hij?

3. Waar gaan jullie naartoe?

Oplossingen[edit | edit source]

Hier zijn de oplossingen voor de oefeningen.

Oplossingen Oefening 1[edit | edit source]

1. Jag läser

2. Jag skriver

3. Jag arbetar

Oplossingen Oefening 2[edit | edit source]

1. Han äter

2. Wij arbetar

3. Jij spelar

Oplossingen Oefening 3[edit | edit source]

1. Jag simmar.

2. Jag dricker.

3. Jag tittar.

Oplossingen Oefening 4[edit | edit source]

1. Jag skriver ett brev.

2. Du läser en bok.

3. De dricker kaffe.

Oplossingen Oefening 5[edit | edit source]

1. Ik skriver en bok.

2. Hij dricker vatten.

3. Wij går naar de winkel.

Met deze oefeningen heb je nu een goed begrip van hoe je de tegenwoordige tijd in het Zweeds kunt gebruiken. Blijf oefenen om je vaardigheden te verbeteren!


Template:Swedish-Page-Bottom

Contributors

Maintenance script


Create a new Lesson