Corrections

Tekstong galing sa Sv2154 - Nederlands

  • De voorzetsels

  • Jullie zitten aan het onbijt.
  • Het kind woont bij zijn moeder.
  • De man en de vrouw wonen dichtbij.
  • Men ligt in België.
  • Er zijn veel verschillen tussen mannen en vrouwen.
  • Veel tulpen komen uit Nederland.
  • Ik heb een geschenk voor jou.
  • Wij willen veel kaas op onze pizza.
  • De dreiging is vlakbij.
  • Zij rent naar hem toe.
  • Jij bent een persoon zonder toekomstig.
  • Ik slaap na het examen.
  • Wij varen door de rivier.
  • De lepel ligt naast het kopje.
  • Zij komen niet vanwege de regen.
  • Hij leest tijdens zijn pauze.
  • Jullie schrijven een boek over geld.
  • Er is een auto achter de deur.
  • Ik houd van alles behalve haar.
    • Hij stellt de vrede voor terwijl hij de oorlog bemoedigt (scheidbaar werkwoord: voorstellt).
  • Zij neemt iets onder haar venster waar (scheidbaar werkoord: waarnemen) De rivier komt tegen de prooi vrij (scheidbaar werkwoord: vrijkomen) Het experiment mislukt dankzij hun!
  • Ik zie niet jou sinds die dag.
  • Het is tegenover jou.
  • Het is een ramp volgens ze.

Pakiusap, tumulong sa pagtatama sa mga pangungusap! - Nederlands