Language/Dutch/Vocabulary/Time
Time - tijd
today - vandaag
yesterday - gisteren
tomorrow - morgen
in the morning - in de morgen
in the afternoon - in de middag
in the evening - in de avond
at night - in de nacht
this morning - vanmorgen
this afternoon - vanmiddag
tonight - vanavond
last night - vannacht
tomorrow morning - morgenochtend
tomorrow night - morgenavond
midnight - middernacht
that day - die dag
every day - iedere dag
the whole day - de hele dag
the next day - de volgende dag
after three days - na drie dagen
three days ago - drie dagen geleden
week - week
this week - deze week
next week - volgende week
two weeks long - twee weken lang
month - maand
this year - dit jaar
last year - vorig jaar
next year - volgend jaar
a year - een jaar
late - laat
early - vroeg
soon - binnenkort
later - later
at this moment - op dit moment
clock - klok
digital clock - digitale klok
24 hours - 24 uurs
analog clock - analoge klok
12 hours - 12 uurs
AM - voor de middag
PM - na de middag
second - seconde
seconds - seconden
one second - één seconde
two seconds - twee seconden
minute - minuut
one minute - één minuut
two minutes - twee minuten
quarter - kwartier
half an hour - half uur
three quarter - driekwartier
hour - uur
What time is it? - Hoe laat is het?
01:00/13:00 - one o'clock - één uur
01:05/13:05 - five past one - vijf over één
01:10/13:10 - ten past one - tien over één
01:15/13:15 - quarter past one - kwart over één
01:20/13:20 - twenty past one - twintig over één/tien voor half twee
01:25/13:25 - twenty-five past one - vijf voor half twee
01:30/13:30 - half past one - half twee
01:35/13:35 - twenty-five till two - vijf over half twee
01:40/13:40 - twenty to two - twintig voor twee
01:45/13:45 - quarter to two - kwart voor twee
01:50/13:50 - ten to two - tien voor twee
01:55/13:55 - five to two - vijf voor twee
02:00/14:00 - two o'clock - twee uur
16.30/16:30 - sixteen thirty - zestien uur dertig
at half past six - om half zes
at seven - om zeven uur