Language/Tamil/Grammar/Nominative-and-Accusative-Cases/nl
In deze les leer je over de nominatief en accusatief gevallen in het Tamil.
Nominatief Geval[bewerken | brontekst bewerken]
Het nominatief geval wordt gebruikt voor het onderwerp van de zin. Het geeft aan wie of wat de handeling van het werkwoord uitvoert.
Hier zijn enkele voorbeelden van het nominatief geval in het Tamil:
Tamil | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
நான் | nāṉ | ik |
அவன் | avar | hij |
அவள் | aval | zij |
அவர்கள் | avarkaḷ | zij (meervoud) |
Enkele voorbeeldzinnen:
- நான் உடல் நோய் கட்டுப்பாடிக்கு செல்ல வேண்டும். (Nāṉ uṭal nōy kaṭṭupaṭṭaikkum cella veṇṭum.) - Ik moet naar de dokter gaan voor een lichamelijke aandoening.
- அவன் வணிகம் செய்ய போவான். (Avar vaṇikam seyya pōvāṉ.) - Hij gaat zaken doen.
Accusatief Geval[bewerken | brontekst bewerken]
Het accusatief geval wordt gebruikt voor het lijdend voorwerp van de zin. Het geeft aan wie of wat de handeling van het werkwoord ondergaat.
Hier zijn enkele voorbeelden van het accusatief geval in het Tamil:
Tamil | Uitspraak | Nederlands |
---|---|---|
நான் | nāṉ | mij |
அவன் | avar | hem |
அவள் | aval | haar |
அவர்கள் | avarkaḷ | hen (meervoud) |
Enkele voorbeeldzinnen:
- நான் ஒரு புதிய புத்தகம் வாங்க வேண்டும். (Nāṉ oru putiya putthakam vāṅga veṇṭum.) - Ik moet een nieuw boek kopen.
- அவன் பள்ளி செல்ல வேண்டும். (Avar paḷḷi cella veṇṭum.) - Hij moet naar school gaan.
Samenvatting[bewerken | brontekst bewerken]
In deze les heb je geleerd over de nominatief en accusatief gevallen in het Tamil. Het nominatief geval wordt gebruikt voor het onderwerp van de zin en het accusatief geval wordt gebruikt voor het lijdend voorwerp van de zin.